ECLI:NL:GHSHE:2007:BA1403
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- W. van Nierop
- C. Lo-Sin-Sjoe
- Y.G.M. Baaijens- van Geloven
- Rechtspraak.nl
Onredelijke ophouding van verdachte leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
In deze zaak, die betrekking heeft op de Schinveld-zaak, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 maart 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Maastricht. De verdachte was op 9 januari 2006 aangehouden en zijn raadsman voerde aan dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk was in de strafvervolging, omdat de ophouding van de verdachte onrechtmatig was geweest. De raadsman stelde dat de verdachte langer dan de wettelijk toegestane termijn van zes uur was opgehouden, aangezien hij pas na deze termijn in vrijheid was gesteld.
De advocaat-generaal erkende dat de feitelijke invrijheidstelling van de verdachte later plaatsvond dan de wettelijke termijn, maar stelde dat deze overschrijding was veroorzaakt door praktische omstandigheden, zoals de locatie van de ophouding. Het hof oordeelde dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen juridische en feitelijke invrijheidstelling. Zolang de verdachte niet vrij was om te gaan waar hij wilde, was hij van zijn vrijheid beroofd. Het hof concludeerde dat de overschrijding van de wettelijke termijn van ophouding niet gerechtvaardigd was en dat het openbaar ministerie daarom niet ontvankelijk verklaard moest worden in de strafvervolging.
Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging. Dit arrest benadrukt het belang van het gelijkheidsbeginsel en de noodzaak voor het openbaar ministerie om zich aan de wettelijke termijnen te houden. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de rechten van verdachten in het strafproces en de verplichtingen van het openbaar ministerie.