ECLI:NL:GHSHE:2013:6949

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
20-003730-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch na vernietiging door de Hoge Raad in een strafzaak betreffende opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 maart 2013 uitspraak gedaan na een verwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was eerder door de politierechter in de rechtbank Breda veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De Hoge Raad had het eerdere arrest van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor herbehandeling. De verdachte werd beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. Het hof oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk hennepplanten had geteeld en elektriciteit had gestolen uit een elektriciteitswerk. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening hield met de schending van de redelijke termijn van de strafprocedure. Het hof achtte de bewezenverklaring van de feiten voldoende onderbouwd door de beschikbare bewijsmiddelen en verwierp de verweren van de verdediging. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en relevante bepalingen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003730-12
Uitspraak : 11 maart 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 29 juni 2009, parketnummer 02-628053-08 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende te [adres] .
Omvang van het hoger beroep
Bij arrest van 23 oktober 2012, nr. S 11/01512, heeft de Hoge Raad der Nederlanden het in de onderhavige zaak in hoger beroep gewezen arrest van dit gerechtshof d.d. 7 september 2010, onder parketnummer 20-002242-09, vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit gerechtshof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Bij voormeld vonnis van de rechtbank Breda is verdachte ter zake ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ en ‘Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’ veroordeeld tot een werkstraf voor de duur 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg, het arrest van het gerechtshof d.d. 7 september 2010 en het arrest van de Hoge Raad.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Namens verdachte is vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit. Mocht het hof tot een strafoplegging komen, is subsidiair verzocht om de door de advocaat-generaal gevorderde straf te matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 5 december 2007, in elk geval op of omstreeks 5 december 2007 te Oisterwijk, in een perceel (gelegen aan de [adres 1] ), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans hij, verdachte, alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een (grote) hoeveelheid hennepplanten, in elk geval op of omstreeks 5 december 2007 ongeveer 789 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair.
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 5 december 2007, in elk geval op of omstreeks 5 december 2007 te Oisterwijk, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad in een (gedeelte van een) (bedrijfs)pand (gelegen aan de [adres 1] ), (telkens) een (grote) hoeveelheid hennepplanten, in elk geval op of omstreeks 5 december 2007 ongeveer 789 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 5 december 2007 in elk geval op of omstreeks 5 december 2007 te Oisterwijk, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen opzettelijk daartoe (een) (gedeelte van) voornoemd (bedrijfs)pand ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven persoon/personen;
meer subsidiair.
hij op of omstreeks 5 december 2007 te Oisterwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 1] ) een hoeveelheid van ongeveer 789 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 5 december 2007, in elk geval op of omstreeks 5 december 2007 te Oisterwijk, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans hij, verdachte, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een elektriciteitswerk (meterkast) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorend aan [naam energiemaatschappij] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen (grote) hoeveelheid elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 5 december 2007, in een perceel (gelegen aan de [adres 1] ), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld, ongeveer 789 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 5 december 2007, te Oisterwijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een elektriciteitswerk (meterkast) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, toebehorend aan [naam energiemaatschappij] , waarbij hij, verdachte en zijn mededaders het weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Feit 1
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd:
dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen in het dossier voorhanden zijn om vast te stellen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
dat niet kan worden bewezen dat sprake was van een zodanig nauwe en bewust samenwerking was tussen verdachte en (een) ander(en);
de verklaringen van de verdachte afgelegd bij de politie op 18 januari 2008 moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat verdachte voorafgaand aan zijn verhoor niet is gewezen op zijn recht op rechtsbijstand. De verdediging stelt zich op het standpunt dat er in casu, feitelijk sprake was van een “Salduz”-situatie;
dat de verdediging de juistheid van het proces-verbaal van bevindingen van 12 november 2008 betwist, nu dit proces-verbaal na de sluitingsdatum van het politiedossier is opgemaakt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
i. en ii.
Anders dan de raadsman maar met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat verdachte het primair ten laste gelegde ‘telen’ met anderen heeft begaan.
Het hof stelt vast dat de verbalisanten op 5 december 2007 in de loods gelegen aan de [adres 1] te Oisterwijk, 798 bijna volgroeide hennepplanten in beslag hebben genomen. Verdachte heeft voornoemde loods gehuurd van [naam verhuurder] en heeft de sleutels van de loods op 24 augustus 2007 gekregen. [naam verhuurder] heeft op 5 december 2007 ten overstaan van de politie verklaard dat hij heeft waargenomen dat verdachte overdag vaak met iemand anders die hal naar binnen ging, althans dat hij het terrein opreed dat bij de loods ligt. Voorts heeft hij verklaard dat hij de laatste weken regelmatig activiteiten heeft waargenomen in de nabijheid van de loods. Er liepen dan mensen op en neer waar verdachte in het begin steeds bij aanwezig was. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 augustus 2010 verklaard hij daar twee Irakezen aan het werk heeft gezet en dat hij daar een paar keer is geweest. Onder die omstandigheden in onderling (tijds)verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen bezien, leidt het hof af dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die samen met anderen zich schuldig hebben gemaakt aan het telen van de bewezen verklaarde hennepplanten in voornoemde loods. Verdachte dient derhalve als medepleger van het telen van bedoelde hoeveelheid hennepplanten te worden aangemerkt.
iii.
Het Salduz-verweer van de raadsman behoeft geen bespreking nu het hof de verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie d.d. 18 januari 2008 niet tot het bewijs heeft gebezigd.
iv.
Het hof heeft, gelijk de verdediging, vastgesteld dat er meerdere processen-verbaal van bevindingen zijn opgemaakt. Het hof begrijpt op zich dat dat gegeven in de ogen van verdachte bevreemding oproept. Anders dan de verdediging kan het hof in dat gegeven (totstandkoming) echter geen aanleiding vinden om de betreffende processen-verbaal bewijstechnisch van onwaarde te verklaren. Dat de processen-verbaal in strijd met de waarheid zijn opgemaakt dan wel enkel zijn opgemaakt om verdachte in zijn te respecteren belangen te treffen is het hof niet aannemelijk geworden. Onderbouwende feiten en/of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn niet althans onvoldoende gesteld en het hof ook anderszins niet gebleken.
Het hof verwerpt derhalve het verweer in al zijn onderdelen.
Hetgeen de raadsman ook overigens heeft aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Feit 2
Het verweer van de raadman dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, vindt weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen, zodat het geen bespreking behoeft.
Gelet op hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat het verdachte is geweest die tezamen en in vereniging met anderen de diefstal van de elektriciteit heeft gepleegd, zoals bewezenverklaard.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten en/of omstandigheden naar voren zijn gekomen die zouden moeten leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven, verwerpt het hof het verweer in volle omvang.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen , waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van deze feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat bij verdachte een groot aantal hennepplanten is aangetroffen;
- de omstandigheid dat, zoals wetenschappelijk is aangetoond, het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, in het bijzonder waar het geestelijke aandoeningen betreft.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 januari 2013, niet eerder ter zake van soortgelijke overtredingen van de Opiumwet is veroordeeld;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles overziende acht het hof oplegging van een taakstraf passend en geboden.
Bij de strafvervolging van verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een taakstraf voor de duur van 200 uren passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
mr. drs. P.A.M. Pijnenburg en mr. F.L. Muskens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Voet, griffier,
en op 11 maart 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F.L. Muskens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.