ECLI:NL:GHSHE:2014:1158
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- W.H.B. den Hartog Jager
- C.M. Aarts
- M. van Ham
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en arbeidsongeschiktheid in het arbeidsrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een kennelijk onredelijk ontslag van een werknemer, [appellant], die in dienst was bij [Packaging] Packaging Company B.V. [appellant] was sinds 2 september 2003 werkzaam als vorkheftruckchauffeur en viel op 5 september 2008 uit wegens ziekte, na de diagnose schildkliercarcinoom. Na een periode van arbeidsongeschiktheid hervatte hij zijn werkzaamheden in september 2009, maar werd in april 2010 opnieuw ziek. [Packaging] diende op 8 oktober 2010 een ontslagaanvraag in bij het UWV, wat leidde tot een ontslagvergunning op 22 december 2010. [appellant] stelde dat zijn ontslag kennelijk onredelijk was, omdat hij niet langer dan twee jaar aaneengesloten arbeidsongeschikt was geweest op het moment van ontslag.
Het hof oordeelde dat [appellant] in de periode van november 2009 tot eind april 2010 zijn werkzaamheden voltijds had uitgevoerd en dat [Packaging] niet in redelijkheid kon aannemen dat hij ten tijde van het ontslag twee jaar onafgebroken arbeidsongeschikt was. Het hof benadrukte dat de werkgever de feitelijke situatie op onjuiste wijze aan het UWV had gepresenteerd en dat het ontslag was gebaseerd op een valse reden. De vordering van [appellant] tot schadevergoeding werd toegewezen, waarbij het hof een bedrag van € 10.479,- bruto toekende, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk waren gesteld.