ECLI:NL:GHSHE:2014:4091

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
HD 200.150.530_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing wegens verknochtheid en schorsing van de tenuitvoerlegging in civiele procedure

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 oktober 2014, betreft het een hoger beroep van [appellant], die onder meer handelt onder de naam [appellant] Medische Expertise, tegen Grenkefinance N.V. De zaak is ontstaan uit een geschil dat eerder door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant is behandeld. [Appellant] heeft in hoger beroep een vordering tot verwijzing ingediend op basis van artikel 220 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat de onderhavige zaak verknocht is aan elf andere zaken die bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig zijn. Grenke heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de verwijzing, maar heeft verzocht om [appellant] te veroordelen in de proceskosten.

Het hof heeft vastgesteld dat de onderhavige zaak inderdaad verknocht is aan de andere zaken, aangezien de feitelijke en juridische geschilpunten identiek zijn. Het hof heeft de vordering tot verwijzing toegewezen en de zaak verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Daarnaast heeft [appellant] een incidentele vordering ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van een geldsom aan Grenke. [Appellant] stelde dat zijn financiële positie precair is en dat tenuitvoerlegging van het vonnis zou leiden tot zijn faillissement.

Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van [appellant] zwaarder wegen dan die van Grenke, en heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst voor de duur van het hoger beroep. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Het hof heeft vastgesteld dat de onderhavige zaak van rechtswege is gevoegd met de reeds aanhangige zaken bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.150.530/01
arrest van 7 oktober 2014
gewezen in de incidenten tot verwijzing ex artikel 220 Rv en tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv
in de zaak van
[appellant],
onder meer handelend onder de naam [appellant] Medische Expertise,
wonende te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
eiser in de incidenten,
hierna aan te duiden als: [appellant],
advocaat: mr. M.G.G. de Bruin te Barendrecht,
tegen
Grenkefinance N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
hierna aan te duiden als: Grenke,
advocaat: mr. N.T.M. Verhoeven te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 12 maart 2014 ingeleide hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven gewezen vonnissen van 21 februari 2013, 16 mei 2013 en 9 januari 2014 tussen [appellant] als gedaagde in conventie, eiser in (voorwaardelijke) reconventie en Grenke als eiseres in conventie, verweerster in (voorwaardelijke) reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 866838 12-11510)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de incidentele memorie van eis houdende een vordering tot verwijzing ex artikel 353 lid 1 juncto 220 Rv, tevens houdende een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv met producties van [appellant];
- de memorie van antwoord in het incident strekkende tot verwijzing van Grenke.
2.2.
Partijen hebben arrest gevraagd in de incidenten.

3.De beoordeling

In het incident tot verwijzing ex artikel 220 Rv
3.1.
[appellant], die een medische onderneming exploiteert gericht op keuringen, sportmedische begeleiding, aanvullende diagnostiek en second opinions, vordert op grond van het bepaalde in artikel 220 Rv de onderhavige procedure vanwege verknochtheid met elf zaken die tussen een aantal sportscholen en Grenke aanhangig zijn bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, in de stand van het geding te verwijzen naar dat gerechtshof.
3.2.
Grenke refereert zich wat betreft de vordering van [appellant] tot verwijzing aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van de proceskostenveroordeling verzoekt Grenke [appellant] te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 220 lid 1 Rv kan in een zaak die verknocht is aan een zaak die reeds bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is, de verwijzing naar die andere rechter worden gevorderd. Van verknochtheid is sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere, dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Daaraan kan ook zijn voldaan bij zaken die lopen tussen verschillende partijen.
3.4.
Het hof stelt vast dat de onderhavige zaak verknocht is aan de elf zaken die door elf sportscholen tegen Grenke in hoger beroep aanhangig zijn gemaakt bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, nu blijkens de door Grenke in eerste aanleg aan [appellant], [sportschool 1] en [sportschool 2] [plaats 4] betekende dagvaardingen (door [appellant] overgelegd als producties 4, 5 en 6) Grenke in deze drie zaken telkens op dezelfde grondslag dezelfde vordering heeft ingesteld en Grenke niet heeft betwist dat de feitelijke en juridische geschilpunten in alle twaalf zaken identiek zijn.
3.5. De vraag is vervolgens of de onderhavige zaak kan worden aangemerkt als later aanhangig gemaakt dan de zaken in verband waarmee verwijzing wordt gevorderd. Artikel 125 Rv bepaalt in algemene zin dat het geding aanhangig is vanaf de dag der dagvaarding. Van de zaken die aanhangig zijn bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden is alleen de zaak tussen [sportschool 1] en Grenke (zaaknummer 200.149.806/01) eerder aanhangig gemaakt dan de onderhavige zaak, namelijk op 6 maart 2014. Acht zaken zijn gelijktijdig met de onderhavige zaak aanhangig gemaakt (op 12 maart 2014) en twee zaken later (op 14 maart en op 14 april 2014). Nu reeds de zaak met zaaknummer 200.149.806/01 verwijzing rechtvaardigt en alle zaken die thans bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden aanhangig zijn voor het eerst hebben gediend op 3 juni 2014, terwijl de onderhavige zaak voor het eerst op de rol stond van 17 juni 2014, en Grenke zich tegen de verzochte verwijzing niet heeft verzet, zal het hof de incidentele vordering van [appellant] toewijzen. De verwijzing leidt van rechtswege tot voeging van de onderhavige zaak met de door [appellant] in productie 7 vermelde zaken die bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden reeds aanhangig zijn.
3.6.
De beslissing over de proceskosten van dit incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In het incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv
3.7.
In het bestreden vonnis van 9 januari 2014 is [appellant] – kort gezegd – veroordeeld om aan Grenke te voldoen een bedrag van € 9.112,34, vermeerderd met de wettelijke rente en om op straffe van verbeurte van een dwangsom het leaseobject binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan Grenke af te geven. Tevens is [appellant] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Grenke in totaal begroot op € 1.514,80. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.8.
In dit incident vordert [appellant] te bepalen dat de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis van de kantonrechter te Eindhoven van 9 januari 2014, en daarmee de tenuitvoerlegging, wordt geschorst en dat Grenke zich voor de duur van dit hoger beroep dient te onthouden van het treffen van executiemaatregelen jegens [appellant].
3.9.
[appellant] stelt daartoe dat zijn financiële positie precair is (hij heeft meerdere schuldeisers) en dat tenuitvoerlegging van het vonnis zeer waarschijnlijk tot zijn (persoonlijk) faillissement zal leiden. Gelet op zijn belang een persoonlijk faillissement te voorkomen, meent [appellant] dat zijn belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging zwaarder weegt dan het belang van Grenke om het vonnis te executeren.
3.10.
Voor toewijzing van een incidentele vordering op grond van artikel 351 Rv is plaats in geval van misbruik van recht, dan wel in geval een afweging van de belangen van partijen in het licht van nieuwe – door incidenteel eiser te stellen – omstandigheden daartoe aanleiding geeft. Als nieuwe omstandigheden komen alleen in aanmerking omstandigheden die zich hebben voorgedaan nadat de zaak in eerste aanleg in staat van wijzen is gekomen. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient bij de belangenafweging in de regel buiten beschouwing te blijven.
3.11.
Hoewel daartoe tweemaal in de gelegenheid gesteld, heeft Grenke in dit incident niet geantwoord. Dat betekent dat de zorgwekkende financiële positie van [appellant] als niet betwist vast staat. Nu de veroordeling hoofdzakelijk betaling van een geldsom betreft, wordt Grenke vermoed het vereiste belang te hebben bij handhaving van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit belang weegt naar het oordeel van het hof echter minder zwaar dan het belang van [appellant] om een persoonlijk faillissement te voorkomen. De vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat er geen aanleiding is te bepalen dat Grenke zich onthoudt van het treffen van executiemaatregelen jegens [appellant], omdat dit naast de uit te spreken schorsing van de executie geen toegevoegde waarde heeft.
3.12.
De beslissing over de proceskosten van dit incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.12.
De zaak zal worden verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, alwaar verder geprocedeerd kan worden op de wijze als bepaald in artikel 221 Rv.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident tot verwijzing ex artikel 220 Rv
wijst de vordering toe;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in het incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven van 9 januari 2014 voor de duur van het geding in hoger beroep;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden;
stelt vast dat de onderhavige zaak van rechtswege is gevoegd met de volgende bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, reeds aanhangige zaken:
zaaknummer
appellant(e)(en)
geïntimeerde
200.149.806/01
[sportschool 1] v.o.f. ([sportschool 1])
Grenkefinance N.V.
200.149.791/01
[sportschool 2] v.o.f. c.s.
Grenkefinance N.V.
200.149.787/01
[sportschool 3] c.s.
Grenkefinance N.V.
200.149.821/01
Dynamic Sports [plaats 1] B.V.
Grenkefinance N.V.
200.149.824/01
Dynamic Sports [plaats 2] B.V.
Grenkefinance N.V.
200.149.827/01
[sportschool 4] (eenmanszaak [eigenaar 1])
Grenkefinance N.V.
200.149.812/01
[sportschool 5] B.V. ([sportschool 5])
Grenkefinance N.V.
200.149.820/01
Preventiecentrum [plaats 3] B.V.
Grenkefinance N.V.
200.149.782/01
[sportschool 6] v.o.f. c.s.
Grenkefinance N.V.
200.149.793/01
Dhr. [sportschool 7]
Grenkefinance N.V.
200.149.816/01
[sportschool 8] (eenmanszaak [eigenaar 2])
Grenkefinance N.V.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 oktober 2014.