Uitspraak
1.Ontstaan en loop van het geding
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van de heer [A], alsmede, namens de Inspecteur, de heren [B], [C], [D] en mevrouw [E].
Ter dezer zitting zijn tevens behandeld de hoger beroepszaken van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Breda van 6 september 2012, nummers AWB 11/153, 11/2634, 11/6554 en 12/1882, en tegen de uitspraak van de Rechtbank van 22 januari 2014, nummer AWB 12/7599, bij het Hof bekend onder de nummers 12/00648 tot en met 12/00652 en
2.Feiten
De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat belanghebbendes werkzaamheden in Nederland niet van dien aard en omvang waren, dat ter zake belastingplicht in Nederland is ontstaan. In verband daarmee is de betaling van € 50.000 als onverschuldigde betaling aangemerkt en in december 2010 teruggestort aan de BVBA.
Belanghebbende is op 8 februari 2012 in beroep gekomen bij de Rechtbank ter zake van het de hier aan de orde zijnde geschil.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
2. Is het inzagerecht respectievelijk het recht om te worden gehoord in de bezwaarfase geschonden, een en ander in samenhang met het verstrekken door de Inspecteur van het mandaatbesluit aan belanghebbende?
3. Is belanghebbende belasting- en premieplichtig in Nederland?
4. Heeft belanghebbende recht op een dwangsom?
5. Heeft belanghebbende recht op de teruggave van de ingehouden loonheffingen?
6. Heeft belanghebbende recht op een vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten van bezwaar en de werkelijk gemaakte proceskosten in beroep en hoger beroep?
7. Heeft de Rechtbank terecht het verzoek om een immateriële schadevergoeding afgewezen?
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.
4.Gronden
Belanghebbende bestreed, uiteindelijk, ook niet dat de Inspecteur gemandateerd is. Hij stelde slechts, dat aan hem in een te laat stadium inzage in het mandaatbesluit is verschaft. Tijdens de zitting van het Hof is hij hierop echter teruggekomen. Naar het oordeel van het Hof blijkt uit de stukken van het geding dat de Inspecteur rechtsgeldig gemandateerd was en is om het bezwaarschrift van belanghebbende te behandelen en de zaak voor het Hof te bepleiten. De zaak wordt dan ook niet teruggewezen naar de Inspecteur,
Wat betreft belanghebbendes stelling dat de mandatering in het Staatscourant dient te worden gepubliceerd, geldt het volgende. Op grond van artikel 3:42, lid 1 van de Awb dient de bekendmaking van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan, die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, te geschieden door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in de Staatscourant, tenzij bij wettelijk voorschrift anders wordt bepaald. Krachtens lid 3 van het genoemde artikel 3:42 wordt, indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd, onder vermelding waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.
Zoals in het schrijven van het Ministerie van Financiën van 10 juni 2013, dat tot de stukken van het geding behoort als bijlage bij het verweerschrift van de Inspecteur in hoger beroep, is uiteengezet, wordt de weg van artikel 3:42, lid 3, van de Awb ook bewandeld met betrekking tot de bekendmaking van mandaatregisters. De mandaatregisters kunnen worden ingezien op elk kantoor van de Belastingdienst. Deze vorm van bekendmaking kan volgens de Parlementaire geschiedenis bij de Derde tranche Awb als een goede vorm van bekendmaking gelden (MvT, Kamerstukken II 1993-1994, 23 700, nr. 3, blz. 173).
Belanghebbende heeft verzocht om gehoord te worden in de bezwaarfase, doch is op de expliciete uitnodiging van de Inspecteur om een afspraak te maken niet ingegaan. Het Hof ziet dan ook geen aanleiding om de zaak terug te wijzen naar de Inspecteur. Voor zover belanghebbende bedoelt te stellen dat ook het recht tot inzage is geschonden, heeft hetzelfde te gelden: door niet op de uitnodiging voor een hoorgesprek van de Inspecteur in te gaan, heeft belanghebbende zich zelf in de positie gebracht dat hij de stukken niet heeft ingezien. Ook die grief faalt derhalve.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.