Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 16 december 2014;
- de akte van [bouw] van 17 februari 2015;
- de antwoordakte van [complete afbouw] van 17 maart 2015.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 april 2015 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep dat voortvloeit uit een eerder vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een prejudiciële vraag over de geldigheid van contractuele bepalingen die betrekking hebben op het verhaal van bestuursrechtelijke boetes. Appellante, [bouw] B.V., heeft een contractuele regeling getroffen met geïntimeerde, [complete afbouw] B.V., waarbij het verhaal van boetes die zijn opgelegd op basis van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) aan [bouw] en haar opdrachtgever Pro Persona GGZ aan de orde is. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 16 december 2014, gepubliceerd als ECLI:NL:GHSHE:2014:5353, de vraag opgeworpen of deze contractuele bepalingen in strijd zijn met de openbare orde zoals bedoeld in artikel 3:40 BW.
Beide partijen hebben hun standpunten uitvoerig toegelicht in hun aktes. [bouw] B.V. stelt dat de contractsvrijheid niet geschonden wordt en dat de verhaalsbedingen niet in strijd zijn met dwingendrechtelijke bepalingen. [complete afbouw] B.V. daarentegen betoogt dat de verhaalsbedingen nietig zijn, onder verwijzing naar jurisprudentie en de strekking van de Wav. Het hof heeft geconcludeerd dat de vraag of de verhaalsbedingen nietig zijn van belang is voor de beslechting van andere geschillen en heeft besloten om een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad te stellen. De vraag betreft de mogelijkheid van verhaal op de medecontractant van een bestuursrechtelijk opgelegde boete en de geldigheid van de contractuele bepalingen in dat kader.
Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over dit voornemen en houdt verdere beslissingen aan tot de rolzitting op 12 mei 2015.