4.1Tussen partijen zijn in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , meer specifiek het haal- en brengschema voor beide kinderen en de zogeheten studiedagen van [minderjarige 1] , alsmede de kinderalimentatie.
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
4.2.1Uit zowel de aan het hof overgelegde stukken als het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de man en de vrouw niet, dan wel onvoldoende in staat zijn om als ouders van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] met elkaar te communiceren en daardoor niet in staat zijn om gezamenlijk de tussen hen bestaande geschillen met betrekking tot de kinderen op te lossen. Het hof is derhalve van oordeel dat partijen in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] aan hun ouderrelatie dienen te werken. Het is thans en voor de toekomst in het belang van de kinderen dat partijen op ouderniveau met elkaar leren communiceren over de opvoeding en de ontwikkeling van hun minderjarige kinderen,.
4.2.2Ter zitting in hoger beroep heeft het hof met partijen de mogelijkheid besproken dat het hof een zogenaamd ouderschapsonderzoek gelast. Het betreft hier een deskundigenbericht in de zin van artikel 194 e.v. Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Beide partijen hebben ter zitting nadrukkelijk verklaard in te stemmen met een ouderschapsonderzoek.
4.2.3Partijen hebben ingestemd met de benoeming van mevrouw mr. drs. I. Sandig, psycholoog, kantoorhoudend aan [adres 1] te [postcode] [kantoorplaats 1] , telefoon: [netnummer + telefoonnummer/mobielnummer] , e-mail: [e-mailadres 1] , en de heer mr. L.J.G. de Haas, advocaat, kantoorhoudend aan [adres 2] te [postcode] [kantoorplaats 2] , telefoon:
[netnummer + telefoonummer] , e-mail: [e-mailadres 2] , tot deskundigen.
De partijen hebben er voorts mee ingestemd de vraagstelling aan de deskundigen aan het hof over te laten. Het hof wijst op het bepaalde in artikel 198 lid 3 Rv dat bepaalt dat partijen verplicht zijn aan het ouderschapsonderzoek mee te werken en dat wanneer partijen niet aan deze verplichting voldoen, het hof daaraan de gevolgtrekkingen kan verbinden die het hof geraden acht.
4.2.4Het hof zal tot deskundigen benoemen mevrouw mr. drs. I. Sandig en de heer
mr. L.J.G. de Haas voornoemd.
Het hof zal tevens een raadsheer-commissaris benoemen onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundigen kunnen zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan over het verloop en de voortgang van het onderzoek.
4.2.5De deskundigen - die zich bereid hebben verklaard het onderzoek te verrichten - wordt verzocht tijdens de onderzoeksfase gesprekken met de ouders te voeren, zowel gezamenlijk als met ieder afzonderlijk, te bepalen door de deskundigen, en met toepassing van mediationtechnieken zo mogelijk te bewerkstelligen dat de ouders in onderling overleg beslissingen kunnen nemen over de opvoeding en ontwikkeling van hun minderjarige kinderen, en eventuele geschillen hieromtrent in constructief overleg tot regeling kunnen brengen.
4.2.6De advocaat van appellant dient de deskundigen
binnen 14 dagennadat deze beschikking is gegeven te voorzien van afschriften van de processtukken (in tweevoud te zenden aan mevrouw mr. drs. I. Sandig).
De deskundigen dienen eventuele nadere informatie die zij nodig hebben en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaten op te vragen.
De advocaat die informatie verschaft, dient een afschrift daarvan toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij.
De deskundigen wordt verzocht de verkregen informatie als bijlage bij het deskundigenrapport te voegen. Indien de deskundigen voor het onderzoek gebruik maken van informatie van derden, dienen zij daarvan melding te maken in het rapport.
Voorts overweegt het hof dat de deskundigen de partijen de gelegenheid dienen te geven opmerkingen te maken over het rapport en uit het deskundigenbericht dient te blijken dat dit is gebeurd.
4.2.7Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden
tot 1 januari 2016pro forma, teneinde het onderzoek door de deskundigen te laten plaatsvinden.
4.2.8Het hof verzoekt de deskundigen te rapporteren en te adviseren omtrent de volgende vragen:
Hoe is de relatie tussen partijen op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
Kan de ouderrelatie zodanig worden verbeterd dat de ouders tot onderling overleg in staat zijn omtrent kwesties die de opvoeding en ontwikkeling van hun minderjarige kinderen betreffen, in die zin dat zij eventuele verschillen van inzicht tot regeling kunnen brengen zonder hun kinderen hiervan deelgenoot te maken?
Hoe is de relatie van de kinderen met enerzijds de moeder en de vader individueel en anderzijds met de beide ouders tezamen?
In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een contactregeling rekening te houden met de belangen van de kinderen en de redelijkerwijs in aanmerking te nemen belangen van de andere ouder?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen? En zo deze naar voren komen, welke zijn dit?
4.2.9De deskundigen dienen het hof schriftelijk te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek en - bij gebreke van overeenstemming - de door het hof gestelde vragen te beantwoorden en het hof zo mogelijk te adviseren omtrent de invulling van de zorgregeling voor de kinderen.
Na binnenkomst van het rapport van de deskundigen zal het hof een afschrift van dat rapport toezenden aan de advocaten van partijen en ieder van hen de gelegenheid bieden daarop te reageren.
4.2.10Bij toepassing van de artikelen 195, 199 en 200 Rv komen de kosten van een dergelijk onderzoek in dagvaardingsprocedures ten laste van partijen. In verzoekschriftprocedures bepaalt artikel 284 lid 1 Rv die bepalingen van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Indien het in het belang van de kinderen nodig is dat een ouderschapsonderzoek plaatsvindt, biedt deze bepaling het hof de ruimte de kosten van zo een onderzoek geheel of gedeeltelijk ten laste van het Rijk te brengen indien sprake is van geen of verminderde draagkracht aan de zijde van (een van) de ouders.
4.2.11Het hof is van oordeel dat de onderhavige zaak ten aanzien van beide ouders aan dit criterium voldoet en zal derhalve bepalen dat de kosten van de deskundigen, tot een maximum bedrag van in totaal € 4.500,- inclusief voorschotten en BTW, ten laste van het Rijk zullen komen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de totale kosten laatstgenoemd bedrag niet te boven zullen gaan. De deskundigen dienen te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 150,-- per uur, exclusief BTW.