Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
Na het instellen van het beroep is de navorderingsaanslag door de Inspecteur door middel van verrekening van verlies uit werk en woning uit latere jaren verminderd tot nihil.
De Rechtbank heeft het beroep vervolgens niet-ontvankelijk verklaard voor zover dit betrekking heeft op de navorderingsaanslag, gegrond verklaard voor zover dit betrekking heeft op de beschikking heffingsrente, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de beschikking heffingsrente, de beschikking heffingsrente vernietigd en de Minister van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot het betalen van een immateriële schadevergoeding van € 500.
Op 9 januari 2015 is er een herinneringsnota aan belanghebbende gezonden, waarin is aangegeven dat belanghebbende het griffierecht binnen vier weken na 9 januari 2015 moet hebben betaald. Belanghebbende heeft daarop bij brief van 15 januari 2015 de griffier verzocht om vrijstelling van het te betalen griffierecht, omdat zijn financiële middelen ontoereikend zijn. Daarop heeft de griffier van het Hof een brief van 4 maart 2015 aan belanghebbende gestuurd met de volgende inhoud:
1 april 2015deze stelling met schriftelijke bescheiden te onderbouwen.
Ter zitting heeft de Inspecteur vastgesteld dat de voorwaarde voor het instellen van incidenteel hoger beroep niet intreedt en dat hij daarom afziet van het instellen van incidenteel hoger beroep.
2.Feiten
€ 1.340. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar is het bezwaar van belanghebbende afgewezen.
€ 6.414 verminderd tot nihil. Deze vermindering is volgens de inspecteur het gevolg van een verrekening met het negatieve inkomen uit 2008. Daarbij is de in rekening gebrachte heffingsrente van € 1.340 in stand gelaten.”
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- Mijn (fiscale) partner heeft, net als ik, geen inkomsten of vermogen. We leven momenteel van geleend geld en moeten dat later terugbetalen.
- Ik acht het Hof wel bevoegd om te oordelen over de vaststellingsovereenkomst(en).
- Toen ik in beroep kwam bij de Rechtbank, bestond de navorderingsaanslag nog wel, maar gedurende deze procedure is de navorderingsaanslag verminderd tot nihil, waardoor ik geen rechtsingang bij de belastingrechter meer heb.
- Ik heb het bedrag van de verliesverrekening voor 80% al gehad via de voorlopige verliesverrekening.
- Het belang van deze procedure is voor mij gelegen in het verkrijgen van een vergoeding van de door mij geleden schade door het niet nakomen van de vaststellingsovereenkomsten door de Inspecteur.
- Ik verzoek tevens om vergoeding van de door mij gemaakte reiskosten, dat wil zeggen de kosten van de reis van mijn woonplaats naar het vliegveld (en terug),
- Ik geef desgevraagd aan niet meer terug te zullen komen op mijn ter zitting van de Rechtbank geuite standpunt dat de beschikking heffingsrente vernietigd diende de worden;
- Ik wilde alleen incidenteel hoger beroep instellen als het Hof van oordeel zou zijn dat de navorderingsaanslag zou dienen te herleven. Nu dat niet het geval is, zie ik af van het instellen van incidenteel hoger beroep;
- Ik acht geen redenen aanwezig om over te gaan tot het vergoeden van schade of kosten van belanghebbende. Ik bestrijd dat belanghebbende schade heeft en stel me op het standpunt dat hij de gemaakte kosten over zichzelf heeft afgeroepen.
De Inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep voor zover het de beschikking heffingsrente betreft en de onbevoegdheid van het Hof om over de vaststellingsovereenkomst(en) te oordelen.
4.Gronden
5.Beslissing
- Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- verklaart zich als belastingrechter onbevoegd om over de vaststellingsovereenkomst(en) te oordelen.