[A] : “17. Herinnert u zich dat u, in het kader van KB-Lux op enig moment, met de heer [F] , ambtenaar van de Nederlandse Belastingdienst, hebt gesproken?”.
[G] : “Ja.”.
[A] : “18. Wanneer was dat? Als u geen herinnering aan een datum hebt, kunt u het gesprek met [F] plaatsen in het verloop van het KB-Lux onderzoek tot dan toe? Was er, toen u de heer [F] sprak, al gepubliceerd over de witwas van onrechtmatig verkregen bewijs?”.
[G] : “Dat was in 2001/2002.”.
[A] : “20. Hebt u hem telefonisch gesproken of hebt u hem ook ontmoet?”.
[G] : “Ik zal hem eerst wel telefonisch hebben gesproken en ik heb hem eenmalig ontmoet.”.
[A] : 21. “Wist u, vooraf, waarover hij met u wilde spreken?”.
[G] : “Hij was teamleider van Rekeningenproject en ik wist dat hij daarover wilde spreken.”.
[A] : “22. Hoe lang hebben die gesprekken ongeveer geduurd?”.
[G] : “Het was 1 gesprek en het duurde circa. 1 uur tot 1,5 uur.”.
[A] : 23. “Wat vroeg de heer [F] ?”.
[G] : “Hij had een aantal vragen over de stand van zaken over het strafrechtelijk onderzoek in België en over de discussie die er gaande was over de wijze waarop de documenten in handen waren gekomen van de Belgische justitie.”.
[A] : “24. Wat hebt u hem verteld?”.
[G] : “Ik kan mij niet precies herinneren wat wij hebben besproken.”.
[A] : “25. Hebt u de heer [F] geïnformeerd over het verloop van het KB-Lux-onderzoek tot dan toe? Wat hebt u hem daar over meegedeeld?”.
[G] : “Dat kan ik mij niet herinneren.”.
[A] : “26. Hebt u de heer [F] geïnformeerd over voornoemde ‘witwas’ van onrechtmatig verkregen bewijzen? Wat hebt u hem daar over meegedeeld?”
[G] : “nee de term witwassen is niet gevallen. Er is wel gesproken over de discussie die er was over de rechtmatigheid van het bewijs.”.
[A] : 27. “Hebt u, op enig moment, de heer [F] over de gang van zaken willen informeren en heeft de heer [F] gezegd: “Ik wil het niet weten”.?”.
[G] : “Dat kan ik mij niet herinneren.”.
[A] : “28. Zijn er andere punten die u over de besprekingen met de heer [F] wil zeggen?”.
[G] : “Nee.”.
[A] : “Is uw bekend dat er strafaangiften zijn gedaan tegen de onderzoeksrechter en een aantal van uw collega’s” en “was dat voor of na uw bespreking met de heer [F] ”.
[G] : “enkele jaren daarna”.