Voor het eerst in het verweerschrift bij de Rechtbank stelt de Inspecteur dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar. Belanghebbende, dan wel zijn gemachtigde, heeft in de loop van de procedure verschillende standpunten ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaar ingenomen. Ter zitting bij de Rechtbank is belanghebbende niet verschenen. Zijn gemachtigde heeft, blijkens het van die zitting opgemaakte proces‑verbaal, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
“Ik ben van mening dat de bezwaren wel ontvankelijk zijn. Op grond van artikel 6:5 van de Awb wordt een bezwaar bij binnenkomst aan alle formele vereisten getoetst en daar kan op een later moment niet meer op worden teruggekomen. Ik verwijs daarvoor naar de arresten HR 8 maart 2002, nr. 34993 en HR 25 juli 2000, nr. 34990. (…) Het is correct dat de bezwaarschriften te laat zijn ingediend en dat daar geen verschoonbare reden voor is. Ik vind echter dat daar in de beroepfase niet op terug kan worden gekomen. Naar mijn mening dient nu nog alleen de inhoudelijke behandeling plaats te vinden.”
In het hogerberoepschrift schrijft gemachtigde:
“Belanghebbende betwist dat hij heeft erkend dat hij het bezwaar te laat heeft ingediend. Belanghebbende heeft het bezwaarschrift zelf aan de balie van de Belastingdienst in ’s‑Hertogenbosch afgegeven. Belanghebbende zal het voorgaande ter zitting nader toelichten.”
Ter zitting van het Hof wordt namens belanghebbende gesteld dat de moeder van belanghebbende het bezwaarschrift heeft geschreven en eind december 2012 per niet‑aangetekende post naar het adres van belastingkantoor ’s‑Hertogenbosch heeft gestuurd. Gemachtigde heeft gemotiveerd gesteld dat de datumstempel van 14 januari 2013 moet zijn geplaatst door kantoor Eindhoven en dat het bezwaarschrift, dat is gericht aan kantoor ’s‑Hertogenbosch, door dat kantoor derhalve op een datum gelegen vóór 14 januari 2013 moet zijn ontvangen. Naar het Hof begrijpt, bedoelt belanghebbende hiermee te stellen dat het bezwaarschrift voor het einde van de zeswekentermijn ter post is bezorgd en in de zevende week door kantoor ’s‑Hertogenbosch is ontvangen, waarbij door dat kantoor is verzuimd een datumstempel te zetten. Het bezwaar zou dan volgens belanghebbende tijdig zijn ingediend.