Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een aanslag in het recht van successie die in 2008 is opgelegd aan belanghebbende, die aandelen in een onroerend goed BV bezat. De waarde van deze aandelen werd door belanghebbende vastgesteld op € 5.866.072, terwijl de Inspecteur een hogere waarde hanteerde. De Rechtbank Zeeland-West Brabant verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het Hof oordeelde dat de waarde van de aandelen moet worden bepaald op basis van de waarde in het economische verkeer, zoals vastgelegd in artikel 21 van de Successiewet. Het Hof volgde de door de Inspecteur geaccepteerde intrinsieke waarde van de aandelen en verwierp de lagere waarderingen die door belanghebbende waren voorgesteld, waaronder de liquidatiewaarde en de going-concernwaarde. Het Hof concludeerde dat de waarde van de aandelen moet worden gebaseerd op de waarde in verhuurde staat van de onroerende zaken, en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.