Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting. De naheffingsaanslag was opgelegd aan Rijschool [naam] v.o.f. voor het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010, met een bedrag van € 21.799 en een vergrijpboete van € 10.899. Belanghebbende, die geen 'belanghebbende' in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) was, had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het Hof oordeelde dat hij niet ontvankelijk was in zijn bezwaar omdat de aanslag op naam van de vennootschap was gesteld en niet op zijn persoonlijke naam. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die eerder het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk had verklaard. Het Hof oordeelde dat belanghebbende pas bezwaar kan maken als hij daadwerkelijk aansprakelijk wordt gesteld voor de schulden van de vennootschap. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.