2.2.In 1997 heeft belanghebbende een geldlening verstrekt aan [F] . Ultimo 2008 was het totaalbedrag van de vordering van belanghebbende op [F] € 310.883, inclusief bijgeschreven rente. Ultimo 2009 was het totaalbedrag van de vordering van belanghebbende op [F] € 338.624, inclusief bijgeschreven rente. De overige onder 2.1 bedoelde aandeelhouders in [F] hebben vergelijkbare geldleningen aan [F] verstrekt. In de akte van geldlening die door belanghebbende en [F] is ondertekend, is onder meer het volgende opgenomen:
‘De ondergetekende:
I [F] ” B.V. (…)
II [belanghebbende] B.V. (…)
Verklaren met elkander de volgende geldlening te zijn aangegaan:
De schuldeiser verstrekt ter leen aan de schuldenaar, die zulks erkent een som van ƒ 90.000,-- per 4 juni 1997, vermeerderd met een storting van ƒ 20.000,-- per 22 oktober 1997, vermeerderd met de rente over 1997, overeenkomstig artikel 1 ad. ƒ 2.764,--, vermeerderd met een storting van ƒ 15.000,--. Per 13 mei 1998, zulks tezamen
ƒ 127.764,--(…) waaromtrent de volgende bedingen zijn gemaakt.
1. Over de hoofdsom zal een rente worden betaald met een rentehoogte als volgt te bepalen: een rente van 5% per jaar, ingaande 4 juni 1997 welke halfjaarlijks zal worden bijgeboekt op de vordering.
2. Jaarlijks op 1 februari zal worden bekeken of er aanleiding bestaat om de rente voor de komende periode te herzien.
3. Van de zijde van de schuldenaar kan de hoofdsom te allen tijde, zowel in zijn geheel als in gedeelten worden afgelost, zonder extra rentevergoeding; de sub 1 overeengekomen rente wordt dan naar tijdsgelang gerekend.
4. De schuldenaar behoeft voor de nakoming van zijn verplichtingen geen zekerheid te stellen.
5. De hoofdsom of het restant daarvan is met rente en kosten zonder voorafgaande opzegging dadelijk opeisbaar, bij niet nakoming van enige andere verplichting tegenover de schuldeiser, bij ontbinding van de vennootschap-schuldenaar, bij verklaring in staat van faillissement van de schuldenaar of bij diens aanvraag om surséance van betaling. De schuldenaar is in gebreke door het enkel verloop van de bepaalde termijn, zonder dat daartoe een bevel of andere akte van inverzuimstelling vereist wordt.
6. De uit deze geldlening voortvloeiende verbintenissen voor de schuldenaar zijn ondeelbaar.
7. Alle kosten welke de schuldeiser naar zijn oordeel moet maken tot uitoefening van zijn rechten en alle verdere kosten waartoe deze geldlening nu of in de toekomst aanleiding mocht geven, alsmede de kosten verbonden aan het opmaken van deze akte komen voor rekening van de schuldenaar.’