Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
€ 419.464
€ 15.047
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
www.hogeraad.nl.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de Rechtbank de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007 heeft gehandhaafd. De aanslag was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 108.460, met daarbij een beschikking heffingsrente van € 7.363 en een verliesverrekeningsbeschikking van € 41.911. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitspraken, maar de Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
De kern van het geschil betreft de vraag of belanghebbende een voorziening mag vormen ter zake van een claim van [J] B.V. van € 427.099, die voortvloeit uit een overeenkomst van winstrecht en een overeenkomst van geldlening. Belanghebbende stelt dat hij recht heeft op deze voorziening, terwijl de Inspecteur van mening is dat dit niet het geval is. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende als gevolmachtigde van [G] B.V. heeft opgetreden bij de koopovereenkomst met [J] B.V. en dat hij civielrechtelijk aansprakelijk is voor de nakoming van de verbintenissen uit deze overeenkomst.
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de toekomst een uitgave zal moeten doen ter zake van de claim van [J] B.V. en dat er geen reden is om een voorziening te vormen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank is bevestigd. De kosten van het beroep zijn niet voor vergoeding in aanmerking gekomen.