3.1.In dit hoger beroep wordt uitgegaan van de volgende feiten.
( i) [geïntimeerde 1] en [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) hebben in 2007 besloten tot de overname van vennootschappen in de transportsector behorende tot de Intermodal-groep en van die vennootschappen zelf het management te gaan voeren. In verband met de beoogde koop van de aandelen in deze vennootschappen (management buy in) zijn de statuten van de voormalige praktijkvennootschap van [geïntimeerde 1] , mr. [geïntimeerde 1] B.V., gewijzigd. Bij statutenwijziging van 3 september 2007 (prod. 10 inleidende dagvaarding) is het doel van de vennootschap als volgt gewijzigd:
“a. het optreden als houdstervennootschap van, met name, vennootschappen in de transportsector;
b. het oprichten en verwerven van, het deelnemen in, het samenwerken met, het besturen van, alsmede het (doen) financieren van andere ondernemingen, in welke rechtsvorm ook;
c. het verstrekken en aangaan van geldleningen, het beheren van en het beschikken over registergoederen en het stellen van zekerheden, ook voor schulden van anderen;
d. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.”
Op 18 december 2007 is de statutaire naam van de vennootschap gewijzigd in Intermodal Services Europe Holding B.V. (hierna: ISE Holding).
(ii) [geïntimeerde 1] en [betrokkene] zijn vanaf 18 december 2007 via hun persoonlijke vennootschappen bestuurder en ieder 50% aandeelhouder van ISE Holding.
(iii) In de periode van 17 januari 2008 tot 28 januari 2008 heeft ISE Holding 100% van de aandelen in I.S.E. Trucking B.V., Intermodal Services B.V. en - indirect, via I.S.E. Trucking - [Transportdiensten] Transportdiensten B.V. verworven. In diezelfde periode verwierf I.S.E. Expeditie B.V., in welke vennootschap ISE Holding al 100% van de aandelen hield, een aantal transportactiviteiten door middel van een activa-transactie.
Voorafgaand aan de aandelenkoop heeft [geïntimeerde 1] naar de Intermodal-groep een e diligence onderzoek laten verrichten door [Corporate Finance] Corporate Finance B.V. (hierna: [Corporate Finance] ).
(iv) Rabobank heeft op 25 januari 2008 een financieringsovereenkomst (prod. 1 inleidende dagvaarding) gesloten met ISE Holding en bovengenoemde vier vennootschappen (hierna gezamenlijk: ISE c.s.). De door Rabobank aan ISE Holding verstrekte geldlening is overeenkomstig het in de financieringsovereenkomst vermelde bestedingsdoel gebruikt voor de financiering van de management buy in. Voor het verkrijgen van de financiering zijn door Rabobank een aantal zekerheden bedongen. Het betrof hier blijkens de financierings-overeenkomst onder meer een borgstelling door [geïntimeerde 1] voor de huidige en toekomstige verplichtingen van de debiteur voor een bedrag van € 75.000,-.
( v) [geïntimeerde 1] heeft op 25 januari 2008 de borgtochtovereenkomst (prod. 2 inleidende dagvaarding) getekend, waarin hij zich ten behoeve van Rabobank borg stelt tot een maximumbedrag van € 75.000,- tot zekerheid voor de voldoening van hetgeen Rabobank van ISE Holding te vorderen heeft of mocht hebben. Deze overeenkomst is niet mede ondertekend door de echtgenote van [geïntimeerde 1] .
(vi) Bij brief van 11 november 2008 (prod. 2 conclusie van antwoord) heeft Rabobank de aan ISE c.s. verstrekte financiering met onmiddellijke ingang opgezegd en ISE c.s. gesommeerd het uitstaande saldo uiterlijk op 25 november 2008 aan Rabobank te voldoen. Bij brief van gelijke datum (prod. 3 inleidende dagvaarding) heeft Rabobank aan [geïntimeerde 1] medegedeeld dat zij hem mogelijk als borg zal moeten aanspreken en dat dit afhankelijk zal zijn van de opbrengst van de andere gestelde zekerheden.
(vii) ISE Holding en haar vier werkmaatschappijen zijn op 18 november 2008 in staat van faillissement verklaard met de benoeming van mr. J.G. Princen tot curator (hierna: de curator).
(viii) Bij brief van 24 november 2008 (prod. 17 brief mr. Groenewoud d.d. 4 juni 2014) heeft Rabobank aan de curator een opgave gedaan van haar vordering op ISE c.s. en aan de curator medegedeeld dat, voor zover de vorderingen van de bank niet uit de gestelde zekerheden kunnen worden voldaan, zij haar vorderingen ter verificatie indient.
(ix) De echtgenote van [geïntimeerde 1] heeft bij brief van 2 december 2008 (prod. 4 inleidende dagvaarding) een vernietigingsverklaring uitgebracht ter zake van de borgtochtovereenkomst.
( x) Rabobank heeft [geïntimeerde 1] bij brief van 5 december 2008 (prod. 5 inleidende dagvaarding) aangesproken op zijn verplichtingen uit de borgtochtovereenkomst en hem verzocht over te gaan tot betaling van € 75.000,- uiterlijk op 5 januari 2009.
(xi) Tussen mr. E.H. Servatius (de voormalige advocaat van [geïntimeerde 1] ) en Rabobank is gediscussieerd over de vraag of er al dan niet een rechtsgeldige borgtochtovereenkomst is gesloten. Mr. Servatius heeft bij brief van 12 januari 2009 (prod. 7 inleidende dagvaarding) aan Rabobank medegedeeld dat
“al met al (..) [geïntimeerde 1][heeft]
besloten, dat betaling van het bedrag ad EUR 75.000,- als bedoeld in de borgstellings-akte, voldaan zal moeten worden”en
“mevrouw [geïntimeerde 2] haar beroep op vernietiging ex artikel 1:88/89 BW laat varen”.
(xii) Mr. Groenewoud heeft namens Rabobank aan de curator bij brief van 14 juli 2010 (prod. 13 brief mr. Groenewoud d.d. 21 mei 2014) onder meer geschreven:
“De vordering van Rabobank (..) op uw curandi die onder meer is gedekt door het pandrecht op de handelsvorderingen, is vermeld in de brief d.d. 24 november 2008. Ik heb begrepen dat over voornoemde hoofdsom geen discussie bestaat. (..) Er bestaat slechts discussie over de vraag of de Rabobank thans moet overgaan tot betaling van de overeengekomen boedelbijdrage in verband met de geïncasseerde handelsvordering of niet.”
Bij e-mailbericht van 16 augustus 2010 (prod. 13 brief mr. Groenewoud d.d. 21 mei 2014) heeft de curator hierop geantwoord: “Zoals wij in ons telefoongesprek voorafgaand aan uw brief al constateerden zijn wij het eens in de door u beschreven zin.”
(xiii) Bij brief van 24 augustus 2010 (prod. 8 conclusie van antwoord) heeft Rabobank [geïntimeerde 1] opnieuw aangesproken uit hoofde van de borgtochtovereenkomst en hem verzocht uiterlijk 10 september 2010 het bedrag van de borgstelling aan de bank te betalen.
(xiv) Rabobank heeft [geïntimeerde 1] bij brief van 17 september 2013 (prod. 8 inleidende dagvaarding) wederom aangesproken uit hoofde van de borgtochtovereenkomst en hem verzocht binnen twee weken het verschuldigde bedrag van € 75.000,- aan de bank te betalen. In deze brief is over de reden van uitwinning het volgende geschreven:
“Op dit moment zijn alle zekerheden uitgewonnen en staat de curator op het punt om het faillissement af te wikkelen. Eerder hebben wij met u afgesproken dat wij, alvorens over te gaan tot het uitwinnen van de borgtocht, zouden bezien of er een mogelijkheid bestond onze schade te verhalen op [Corporate Finance] Corporate Finance B.V.. Wij hebben echter, na uitgebreid onderzoek, besloten af te zien van een procedure jegens [Corporate Finance] .”
(xv) De echtgenote van [geïntimeerde 1] heeft bij brief van 23 oktober 2013 (prod. 9 inleidende dagvaarding) aan Rabobank geschreven dat zij de borgtochtovereenkomst reeds op 2 december 2008 heeft vernietigd, dat mr. Servatius niet was geautoriseerd tot het doen van de mededeling in de brief van 12 januari 2009 dat zij haar beroep op 1:88/89 BW liet varen en dat zij voor zover nodig genoemde mededeling herroept.