Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4326260 CV EXPL 15-7436)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- de comparitie na antwoord, waarbij mr. Wijsman aantekeningen heeft overgelegd en waarbij mr. Van den Boom een afschrift van een e-mail van 21 juli 2014 van [e-mail] aan [medewerkster Otto] (productie 17 bij de verzetdagvaarding) heeft overgelegd.
3.De beoordeling
a. [appellant] , geboren op [geboortedatum] 1984 (thans 32 jaar) is sinds 13 april 2011 op basis van uitzendovereenkomsten met Otto als uitzendkracht ter beschikking gesteld aan opdrachtgevers van Otto, laatstelijk als magazijnmedewerker bij UPS te Schiphol-Rijk.
d. [appellant] heeft in fase B acht overeenkomsten voor een bepaalde tijd ondertekend. In de achtste overeenkomst is bepaald (art. 4 lid 1): “
De overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk voor de periode van2014-03-17tot2014-05-25en eindigt van rechtswege op2014-05-25zonder dat daartoe opzegging is vereist.”.
Hello, my contract ends last Sunday,25.5.,but i have been working for OTTO last Sunday 25.5. till 26.5., over deadline till 2.30. because old contract has expired,so based on this i expect new contract,to extend our labour relation as soon as possible”.
“
Dear [appellant] , Your contract was till 25.05.2014. The decision is based on the start of work time not on end time. Contract will be not extend.”.
- € 29.513,16 bruto aan achterstallig loon van 27 mei 2014 tot en met 27 april 2015, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;
- € 1.180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en tot slot betaling van proceskosten.
het hof begrijpt:] vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen.
niet kan worden aangemerkt als hernieuwing of voortzetting van contractuele afspraken (bestreden vonnis, rov. 5).
tot25 mei 2014. De door hem op 25 en 26 mei 2014 bij UPS verrichte werkzaamheden, waarvoor hij loon heeft ontvangen, moeten volgens hem worden gekwalificeerd als een negende overeenkomst. Dat betekent in zijn visie dat fase C is aangevangen (art. 13 lid 2 en 3 ABU-cao, een detacheringsovereenkomst voor een onbepaalde tijd). Otto heeft op 30 juni 2015 voorwaardelijke ontbinding van deze overeenkomst verzocht, maar dat verzoek is afgewezen. [appellant] stelt zich dus op het standpunt dat er sprake is van een detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen Otto en hem, die voortduurt.
tot en met25 mei 2014. [appellant] heeft op 25 mei 2014 nog een avonddienst bij UPS gewerkt, die begon om 17:00 uur en liep uit naar 02:30 uur in de vroege ochtend van 26 mei 2014. Van het overeenkomen van een nieuwe, negende detacheringsovereenkomst is dus geen sprake. Otto had [appellant] al meerdere signalen gegeven dat geen nieuwe detacheringsovereenkomst zou worden aangegaan. Ook op 27 mei 2014 heeft zij nog per e-mail laten weten dat geen sprake was van een verlenging. Van een detacheringsovereenkomst voor een onbepaalde tijd (fase C) is dus geen sprake, aldus Otto.
De vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen ervan. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
tot25 mei 2014 (mvg punt 27). Los van het feit dat in de overeenkomst ook een einde van rechtswege is bepaald
op25 mei 2014, mocht [appellant] naar het oordeel van het hof ook verwachten dat de overeenkomst duurde tot en met 25 mei 2014. Volgens Otto zijn partijen in totaal 13 detacheringsovereenkomsten aangegaan (5 in fase A en 8 in fase B) en sloten deze overeenkomsten naadloos, zonder tussenpozen, op elkaar aan. Zo staat in de eerste overeenkomst van fase A dat deze werd aangegaan “
tot2011-12-31”, alsook dat deze van rechtswege eindigt op 31 december 2012. In de tweede overeenkomst staat dat deze werd aangegaan “
van2012-01-01(…)”. De daaropvolgende overeenkomsten sluiten op dezelfde manier op elkaar aan. Verder heeft [appellant] bijvoorbeeld op 2 september 2012, de laatste dag van de vierde overeenkomst in fase A, werkzaamheden verricht en was hij op 25 mei 2014, de laatste dag van de achtste overeenkomst in fase B, niet ingeroosterd, maar wel beschikbaar in een “flexpool”. [appellant] heeft dit niet, althans onvoldoende weersproken. Gelet op al het voorgaande moet naar het oordeel van het hof worden geconcludeerd dat de achtste overeenkomst van [appellant] in fase B duurde
tot en met25 mei 2014.
zonder tegenspraak(stilzwijgende voortzetting) als bedoeld in art. 7:668 lid 1 BW (oud). Dit betekent dat aan een beoordeling van de vorderingen van [appellant] op grond van dit artikel niet wordt toegekomen.