ECLI:NL:GHSHE:2017:2553
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van de man
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake kinderalimentatie, waarbij de man in beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 25 mei 2016 bepaald dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen moest betalen van € 321,10 per kind per maand, met ingang van 1 juli 2015. De man betwistte de hoogte van de kinderalimentatie en stelde dat hij niet in staat was om deze te betalen. Hij voerde aan dat het door de rechtbank in aanmerking genomen gezinsinkomen van € 75.000,- per jaar een schatting van de Belastingdienst betrof en dat hij geen draagkracht had om de alimentatie te voldoen.
De vrouw, die de alimentatie had aangevraagd, verzocht het hof om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, dan wel het beroep af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2017 waren beide partijen niet aanwezig, maar de vrouw was vertegenwoordigd door haar advocaat.
Het hof oordeelde dat de rechtbank de kinderalimentatie op goede gronden had vastgesteld. De man had zijn grieven onvoldoende onderbouwd en geen nadere stukken overgelegd om zijn stellingen te concretiseren. Het hof bekrachtigde daarom de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant voor zover aan zijn oordeel onderworpen. De uitspraak werd gedaan op 8 juni 2017.