Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3975456 / CV EXPL 15-3217)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven van 24 mei 2016;
- de memorie van antwoord van 2 augustus 2016 met producties.
3.De beoordeling
voor het gedeelte [adres 2] nu een ander onroerend goed is ontstaan”. [geïntimeerde] vermeldt dat opdrachtgever (hof: [appellanten c.s.] ) van mening is dat op genoemde werkzaamheden een btw tarief van 6% had moeten worden toegepast.
Op basis van de door u beschreven informatie, kan ik bevestigen dat u voor de omzetbelasting de juiste tarieven en wetgeving heeft toegepast en doorberekend. De facturen dienen derhalve niet gecorrigeerd te worden.
exclusiefbtw was, verwerpt. Weliswaar zijn uiteindelijk, in verband met de financiering voor [koper] , twee aannemingsovereenkomsten gesloten, maar tevens spraken [koper] , [appellanten c.s.] en [geïntimeerde] af dat [geïntimeerde] de kosten van arbeid en materiaal middels een verdeelsleutel 50%-50% over [koper] en [appellanten c.s.] zou verdelen, hen overeenkomstig apart zou factureren, totdat [koper] aldus € 200.000,-- zou hebben voldaan, waarna [geïntimeerde] de overige kosten geheel aan [appellanten c.s.] in rekening zou brengen. [geïntimeerde] erkent deze – tussen de
driepartijen gemaakte – afspraak ook in haar conclusie van antwoord in reconventie onder randnummer 11. Verder blijkt uit de als productie 6 bij inleidende dagvaarding overgelegde opdrachtbevestiging dat de met [koper] afgesproken aanneemsom van € 200.000,--
inclusiefbtw was. [geïntimeerde] zelf schrijft dit ook in haar hiervoor in rov. 3.1.10 genoemde brief aan de Inspecteur der Belastingen (prod. 17 inl. dv.).
2. Voor welke werkzaamheden geldt het verlaagde btw-tarief op arbeidskosten niet? Let op: dit is geen uitputtende opsomming!
het slopen van een bestaande woning en het bouwen van een nieuwe woning; er is sprake van een nieuw vervaardigd goed;
feitelijkegang van zaken bij de verbouwing. Ook wat het hof betreft kunnen hierbij de herkenbaarheid c.q. de bouwkundige identiteit na de verbouwing en de (wijzigingen in de) bouwkundige constructie een belangrijke rol spelen (rov. 3.5.7).
- werd de woning [adres 1] bewoond vóór de verbouwing?
- welke delen van de woning werden door de bewoners gebruikt vóór de verbouwing? Meer in het bijzonder: werden de woonkamer, keuken en wc gebruikt in het deel van het pand dat later [adres 2] werd? Wat was de conditie van die woningdelen voorafgaand aan de verbouwing? Tot wanneer werd de inpandige stal en de hooizolder gebruikt, door wie en waarvoor?
- wat/welke delen is/zijn precies gesloopt?
- welke delen van de draagconstructie bleven in tact, en welke delen van de draagconstructie zijn nieuw?
- wat is de achtergrond van de beslissing om het deel “ [geïntimeerde] - [appellanten c.s.] ” uiteindelijk in regie uit te voeren? In verband hiermee wenst het hof ook een toelichting op de brief van [geïntimeerde] aan [appellanten c.s.] d.d. 13 mei 2013 (prod. 7 inl. dv.) waarin [geïntimeerde] schrijft dat het project is omgezet van nieuwbouw naar verbouw ten gevolge van wijzigingen in de (aanvraag) verleende bouwvergunning.
- Wat was de waarde van de onroerende zaak vóór de verbouwing?
uiterlijk twee weken voorafgaande aan de comparitie het bestek en de eventueel daarop volgende wijzigingen daarvantoe te zenden aan het hof en aan de advocaat van [geïntimeerde] . Indien [appellanten c.s.] niet meer in het bezit zijn van die stukken, dient [geïntimeerde] het hof en de advocaat van [appellanten c.s.] van die stukken te voorzien. Indien partijen zich op nog andere stukken wensen te beroepen ter comparitie dienen zij ook die bescheiden uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij en aan het hof.
4.De uitspraak
informatie uiterlijk twee weken voor de comparitiete doen toekomen aan de wederpartij en aan het hof;