ECLI:NL:GHSHE:2017:4193

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
200.202.720_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurrecht en onderhoudsverplichtingen huurder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingeleid door de appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J.A. van Dinter, tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H.A. Brauer. De zaak betreft huurrecht en de onderhoudsverplichtingen van de huurder, waarbij de appellante de (buiten)gerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst en de huuropzegging aanvecht. De procedure is gestart met een dagvaarding op 15 augustus 2016, die betrekking heeft op een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 8 juni 2016. Het hof heeft op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te houden. Dit is bedoeld om informatie uit te wisselen en de stand van zaken in de procedure te bespreken, met de mogelijkheid om een minnelijke regeling te beproeven. De partijen zijn opgeroepen om in persoon te verschijnen, bijgestaan door hun advocaten, op de zitting van het hof in het Paleis van Justitie te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft verder bepaald dat de advocaat van de appellante binnen twee weken een kopie van het volledige procesdossier moet indienen bij het hof. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 oktober 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.202.720/01
arrest van 3 oktober 2017
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. G.J.A. van Dinter te Herten, gemeente Roermond,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.H.A. Brauer te Heerlen,
op het bij exploot van dagvaarding van 15 augustus 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 8 juni 2016, gewezen tussen appellante als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerde als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4689571 CV EXPL 15-12663)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties.
Partijen hebben comparitie gevraagd.

3.De beoordeling

Het hof zal het verzoek om een comparitie van partijen te houden honoreren. De comparitie heeft tot doel informatie uit te wisselen en de stand van zaken in de procedure te bespreken. Tevens kan de comparitie worden benut om een minnelijke regeling te beproeven. Desgewenst kan ter zitting verwijzing van de zaak naar mediation worden besproken. De partijen zullen bij de comparitie in de gelegenheid worden gesteld om de zaak kort toe te lichten. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon, als het om een rechtspersoon gaat deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is, bijgestaan door hun advocaten op
22 maart 2018 om 9.00 uurzullen verschijnen op de zitting van het hof in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch, met de hiervoor onder 3 vermelde doeleinden;
bepaalt dat de advocaat van appellante
binnen twee wekenna de datum van dit arrest een kopie van het volledige procesdossier
in viervoudzal indienen bij het hof;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, M.A. Wabeke en M. van Ham en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 oktober 2017.
griffier rolraadsheer