Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant, waarin het bezwaar tegen een voldoening op aangifte omzetbelasting werd afgewezen. Belanghebbende, die een horecagelegenheid exploiteert, had over het tijdvak oktober 2014 omzetbelasting aangegeven en voldaan tot een bedrag van € 4.675. Na bezwaar verklaarde de Inspecteur het bezwaar ongegrond. De Rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Het geschil draait om de vraag of het hoge tarief van 21% of het verlaagde tarief van 6% van toepassing is op de alcoholhoudende dranken die bij maaltijden worden geserveerd. Belanghebbende stelt dat het verlaagde tarief van toepassing is, terwijl de Inspecteur van mening is dat het hoge tarief van toepassing is. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat de stelling van belanghebbende niet kan leiden tot toepassing van het verlaagde tarief voor de gehele restaurantdienst. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen redenen om het griffierecht te vergoeden of om proceskosten te vergoeden.