ECLI:NL:GHSHE:2017:876
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens rechtsgeldige intrekking door belanghebbende
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had eerder de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 van belanghebbende gehandhaafd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de Inspecteur tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Hof, maar heeft op 3 mei 2016 een verklaring tot intrekking van het hoger beroep ondertekend en deze naar de Inspecteur gestuurd. Het Hof heeft vastgesteld dat de intrekking rechtsgeldig was en dat er geen omstandigheden waren die deze intrekking ongeldig zouden maken. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet-ontvankelijk was in het hoger beroep, omdat de intrekking definitief was. De beslissing van de Rechtbank werd bevestigd, en het Hof oordeelde dat er geen redenen waren om de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht of de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.