In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in het verzet van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 30 mei 2016, waarin hij niet-ontvankelijk was verklaard in zijn hoger beroep. De belanghebbende had digitaal hoger beroep ingesteld, maar dit was niet tijdig ingediend. De termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift bedraagt zes weken, en de belanghebbende had zijn beroepschrift pas op 30 november 2015 ingediend, terwijl de termijn op 26 november 2015 eindigde. De belanghebbende stelde dat hij niet in verzuim was, maar het Hof oordeelde dat hij geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die deze stelling konden onderbouwen. Het Hof bevestigde dat de niet-ontvankelijkheid terecht was uitgesproken en verklaarde het verzet ongegrond.
De uitspraak van het Hof benadrukt dat het mogelijk is om digitaal hoger beroep in te stellen, maar dat de indiener zich aan de wettelijke termijnen moet houden. De belanghebbende had geen bewijs geleverd dat zijn hoger beroepschrift voor het einde van de termijn ter post was bezorgd, wat ook een voorwaarde is voor tijdige indiening per post. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, en dat de eerdere uitspraak van 30 mei 2016 correct was. De proceskosten werden niet toegewezen aan de Heffingsambtenaar, en de beslissing werd openbaar gemaakt.