Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
[B] , advocaten te [C] , alsmede, namens de Ontvanger, de heer
[D] en mevrouw [E] .
2.Feiten
8 januari 2016 retour ontvangen door de Ontvanger. Op de envelop was vermeld ‘Reden: Niet afgehaald’ en als datum 6 januari 2016.
11 januari 2016, betreffende de aangetekende verzending van de beschikking. Deze uitdraai vermeldt:
Brief
(…)’
(…)’
Ontvankelijkheid
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Ontvanger concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep (zie hierna onderdeel 4.1), vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de beschikking tot een bedrag van € 66.464.
4.Gronden
Het ligt vervolgens op de weg van belanghebbende dit vermoeden van ontvangst van de beschikking te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat belanghebbende aannemelijk maakt dat de beschikking niet op zijn adres is ontvangen; voldoende is dat op grond van hetgeen belanghebbende aanvoert ontvangst redelijkerwijs moet worden betwijfeld. Slaagt belanghebbende erin eerdergenoemd vermoeden te ontzenuwen, dan zal de ontvangst of aanbieding van de beschikking slechts aannemelijk geoordeeld kunnen worden, indien de Ontvanger daarvan nader bewijs levert (vgl. Hoge Raad 15 december 2006, nr. 41882, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416).
Belanghebbende stelt echter, dat hij de beschikking niet heeft ontvangen en dat hij met het bestaan respectievelijk de inhoud van de beschikking eerst bekend is geraakt toen hij naar aanleiding van de aanmaning tot betaling tijdens het gesprek met de Ontvanger in februari 2016 een afschrift van de beschikking heeft ontvangen. Hij betwist ook dat hij het bericht van PostNL heeft ontvangen, inhoudende dat hij de beschikking kan afhalen op een PostNL locatie (hierna: het afhaalbericht). Belanghebbende heeft hierbij gewezen op de regelmatig voorkomende problemen met postbezorging in zijn woonwijk, die volgens hem - mede - veroorzaakt worden door de specifieke kenmerken van de buurt, waarin hij woont. Doordat straatnamen allemaal naar diverse boomsoorten verwijzen en de vorm en oriëntatie van de wijk en van de straten symmetrisch zijn, worden de stukken vaak op het juiste nummer maar in een verkeerde straat bezorgd. Ter staving van zijn stelling heeft belanghebbende enkele verklaringen van diverse buren overgelegd, waarin de onjuiste bezorging van poststukken wordt bevestigd.
De Ontvanger heeft ter staving van zijn stelling dat belanghebbende het afhaalbericht heeft ontvangen, verwezen naar de website van PostNL, waarop wordt gemeld dat nagenoeg alle poststukken op het juiste adres worden bezorgd. Voorts heeft hij gewezen op een telefonische navraag bij de klantenservice van PostNL, volgens welke er - als bij de eerste poging tot aanbieding van een aangetekend stuk niemand thuis wordt getroffen - een kennisgeving in de brievenbus van het betreffende adres wordt achtergelaten met vermelding wanneer de bezorger terug zal komen om het stuk nogmaals aan te bieden (het terugkombericht) en er na de tweede vruchteloze bezorgpoging een afhaalbericht wordt achtergelaten, waarop staat aangegeven, dat het aangetekend stuk binnen twee weken kan worden opgehaald op het postkantoor (het Hof: PostNL locatie). Indien het stuk na twee weken niet is afgehaald op de PostNL locatie, wordt het teruggezonden naar de afzender, aldus volgens de Ontvanger de telefonische informatie van de klantenservice van PostNL.
Het ligt vervolgens op de weg van de Ontvanger om aannemelijk te maken dat dit het gevolg is van aan belanghebbende toe te rekenen omstandigheden (vgl. Hoge Raad 15 december 2006, nr. 41882, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416). Dit is door de Ontvanger niet aannemelijk gemaakt.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- wijst de zaak ter afdoening terug naar de Rechtbank met inachtneming van deze uitspraak;
- gelast dat de Ontvanger aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 124 vergoedt; en
- veroordeelt de Ontvanger in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.002.