Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
28 februari 2011. De Inspecteur heeft het verzoek gehonoreerd met ingang van
10 december 2015.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat zij – bij gebrek aan wetenschap – niet kan beoordelen of de auto in de periode tussen de verkrijging door belanghebbende en het verzoek om toepassing van het kwarttarief, heeft voldaan aan de in de wet- en regelgeving genoemde inrichtingseisen van een kampeerauto.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep.
4.Gronden
(nr. 16/00249, ECLI:NL:GHSHE:2017:875). In die zaak had de belastingplichtige ten tijde van de wijziging van de tenaamstelling van de kampeerauto, in juni 2014, door de onduidelijke voorlichting op de website van de Belastingdienst op dat moment, gemeend geen verzoek om toepassing van het kwarttarief te hoeven doen en bleven de gevolgen van het achterwege laten van dat verzoek voor rekening van de Inspecteur.
Een dergelijke situatie doet zich hier echter niet voor. De hiervoor geciteerde wet- en regelgeving, die gold in 2011, toen belanghebbende de auto heeft aangeschaft, schrijft immers voor dat het kwarttarief alleen van toepassing is indien daarom wordt verzocht. Belanghebbende stelt dat hij op de website van de Belastingdienst destijds niet heeft kunnen vinden dat een verzoek om toepassing van het kwarttarief noodzakelijk was. Van een situatie waarin belanghebbende, op grond van inlichtingen van de zijde van de Belastingdienst, mocht menen dat een afzonderlijk verzoek om toepassing van het kwarttarief niet nodig was, is in dit geval geen sprake.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, en
- verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond.