ECLI:NL:GHSHE:2018:680
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de kwalificatie van een woning als eigen woning in het belastingrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kwalificatie van een woning als eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. De belanghebbende, een diplomaat die gedurende de onderhavige jaren naar het buitenland was uitgezonden, had zijn woning in Nederland ter beschikking gesteld aan zijn neef, die daar in verband met zijn studie regelmatig verbleef. De inspecteur van de Belastingdienst had de woning van belanghebbende niet langer als eigen woning aangemerkt, omdat niet voldaan was aan de eis dat de woning niet aan derden ter beschikking mocht worden gesteld, zoals bepaald in artikel 3.111, lid 6, onderdeel a, van de Wet IB. De belanghebbende was van mening dat de woning wel als eigen woning moest worden aangemerkt, maar het Hof oordeelde dat het gebruik van de woning door de neef kwalificeerde als het ter beschikking stellen aan een derde. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard. Het Hof concludeerde dat de inspecteur de woning terecht niet als eigen woning had aangemerkt, en dat de gevolgen van deze beslissing voor de belanghebbende financieel zwaar waren, maar niet onredelijk of niet proportioneel. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.