In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak is ingeleid door [appellante], vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.M. Goossens, tegen [geïntimeerde], vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Heeren. De procedure is gestart met een dagvaarding op 17 november 2017, waarbij het vonnis van 17 augustus 2017 in eerste aanleg werd aangevochten. De appellante verzocht om voeging van deze zaak met een andere aanhangige zaak, omdat beide zaken tussen dezelfde partijen gaan en over hetzelfde onderwerp. Het hof heeft de incidentele vordering tot voeging toegewezen, om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen en onnodige dubbele procedures te vermijden. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde]. Het hof heeft verder de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Dit arrest is gewezen op 30 april 2019 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.