ECLI:NL:GHSHE:2019:1629

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
200.232.675_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van zaken in hoger beroep betreffende huur- en exploitatieovereenkomst van een tankstation

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak is ingeleid door [appellante], vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.M. Goossens, tegen [geïntimeerde], vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Heeren. De procedure is gestart met een dagvaarding op 17 november 2017, waarbij het vonnis van 17 augustus 2017 in eerste aanleg werd aangevochten. De appellante verzocht om voeging van deze zaak met een andere aanhangige zaak, omdat beide zaken tussen dezelfde partijen gaan en over hetzelfde onderwerp. Het hof heeft de incidentele vordering tot voeging toegewezen, om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen en onnodige dubbele procedures te vermijden. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde]. Het hof heeft verder de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Dit arrest is gewezen op 30 april 2019 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.232.675/02
arrest van 30 april 2019
gewezen in het incident ex artikel 222 Rv in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. H.J.M. Goossens te Asten,
tegen
[geïntimeerde] ,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M. van Heeren te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 17 november 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 17 augustus 2017, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen appellante – [appellante] – als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 449641 1315/06)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
  • de rolbeslissing van 17 juli 2018 op grond waarvan de zaak ambtshalve is doorgehaald;
  • de introductie/hervatting van de zaak op de rol van 19 februari 2019;
  • het zuiveren van het verstek door [geïntimeerde] ;
  • de memorie van grieven tevens incident met één productie, genummerd 2;
  • de antwoordmemorie in het incident van de zijde van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[appellante] heeft verzocht om voeging van deze zaak met een andere zaak die bij dit hof aanhangig is (HD 200.250.334/01), omdat de zaken zodanig met elkaar samenhangen dan wel verknocht zijn, dat een gezamenlijke behandeling door dezelfde rechters van het gerechtshof gewenst is om te voorkomen dat tegenstrijdige en niet met elkaar overeenstemmende beslissingen worden genomen en dat onnodig dubbele procedures worden gevoerd. De twee vonnissen in eerste aanleg waartegen hoger beroep is ingesteld, zijn gewezen door dezelfde kantonrechter in dezelfde zaak tussen dezelfde partijen.
3.2.
[geïntimeerde] refereert zich aan het oordeel van het hof.
3.3.
Het hof is van oordeel dat de incidentele vordering tot voeging behoort te worden toegewezen, nu de hiervoor genoemde zaken worden gevoerd tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp. Verder zijn de vonnissen waartegen hoger beroep is ingesteld gewezen in dezelfde zaak in eerste aanleg.
In de hoofdzaak
3.4.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde] . Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak (met zaaknummer HD 200.232.675/02) met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer HD 200.250.334/01 tussen [appellante] als appellante en [geïntimeerde] als geïntimeerde;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 11 juni 2019 voor het nemen van de memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 april 2019.
griffier rolraadsheer