ECLI:NL:GHSHE:2019:1679
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake navordering inkomstenbelasting en persoonsgebonden aftrek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de belastingaanslagen voor de jaren 2008 tot en met 2011 zijn vastgesteld. De Inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2008 en 2009, waarbij belanghebbende in de aangiften hoge aftrekposten had opgevoerd. De Rechtbank had de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard, maar de Inspecteur had de belastingaanslagen gehandhaafd. Belanghebbende stelde dat de Inspecteur niet mocht navorderen en dat er rekening gehouden moest worden met hogere persoonsgebonden aftrekken. Het Hof oordeelde dat belanghebbende te kwader trouw was, omdat zij opzettelijk onjuiste inlichtingen had verstrekt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de Inspecteur terecht had genavorderd. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond was en dat de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd. Het Hof oordeelde dat er geen redenen waren om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht te vergoeden.