In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] naar aanleiding van een geschil over schadevergoeding na de diefstal van een auto. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 11 juni 2019 uitspraak gedaan. De zaak betreft een tussenuitspraak van 24 april 2018, waarin het hof oordeelde dat de grieven van [appellante] falen voor wat betreft [geïntimeerde 1], maar dat zij wel bewijs mocht leveren tegen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3]. [appellante] stelde dat er een afspraak was gemaakt met [geïntimeerde 2] dat haar auto, een Mercedes, 's avonds binnen in het bedrijfspand van [carcleaning] zou worden gestald. Tijdens de procedure heeft [appellante] getuigen laten horen die deze afspraak bevestigden. Het hof oordeelde dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] voldoende bewijs opleverden voor de gemaakte afspraak. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] contractueel tekortgeschoten zijn door de auto niet binnen te plaatsen, wat leidde tot de diefstal van de auto. [appellante] vorderde schadevergoeding van € 18.500,00, maar het hof wees deze vordering af omdat deze was gebaseerd op een verouderd taxatierapport. Uiteindelijk werd een schadevergoeding van € 15.000,00 toegewezen, alsook de wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter voor wat betreft [geïntimeerde 1] en vernietigde het voor [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3].