ECLI:NL:GHSHE:2019:2885

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
200.254.665_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing incidentele vordering tot voeging in hoger beroep inzake uitleg van ondernemings-cao

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juli 2019, betreft het een hoger beroep van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) heeft een incidentele vordering tot voeging ingediend, waarbij zij zich als partij wil voegen aan de zijde van de appellant in de hoofdzaak. De appellant, die werkzaam is bij de vennootschap, heeft de FNV verzocht om hem te ondersteunen in zijn vorderingen. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering tot voeging tijdig is ingesteld en dat FNV voldoende belang heeft bij de procedure, aangezien zij partij is bij de relevante cao en de belangen van haar leden behartigt.

Het hof heeft geoordeeld dat de eisen van een goede procesorde niet in de weg staan aan de toewijzing van de incidentele vordering. De vennootschap heeft niet gereageerd op de incidentele vordering, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. De FNV heeft onbetwist gesteld dat zij de belangen van haar leden, waaronder de appellant, behartigt en dat de cao van toepassing is binnen de vennootschap. Het hof heeft de incidentele vordering tot voeging toegewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van FNV, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 juli 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.254.665/01
arrest van 30 juli 2019
gewezen in het incident tot voeging ex artikel 217 Rv op verzoek van:
de vereniging
Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV),
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verzoekster in het incident,
hierna te noemen: FNV,
advocaat: mr. J.P. Boot te Utrecht,
in de hoofdzaak met zaaknummer 200.254.665/01 van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. J.P. Boot te Utrecht,
tegen
[de vennootschap] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M. Harte te Terneuzen,
op het bij exploot van dagvaarding van 6 februari 2019 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 7 november 2018, door de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, gewezen tussen appellant – [appellant] – als eiser en geïntimeerde – [de vennootschap] – als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6714330 / 18-738)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 16 mei 2018.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven tevens houdende incidentele conclusie tot voeging ex artikel 217 Rv.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Tegelijk met het nemen van een memorie van grieven door [appellant] in de hoofdzaak, heeft FNV een incidentele memorie tot voeging genomen en gevorderd dat het hof haar in de hoofdzaak zal toelaten als gevoegde partij aan de zijde van [appellant] teneinde hem te ondersteunen in het toegewezen krijgen van zijn vorderingen. Het hof begrijpt uit deze procedurele gang van zaken, dat [appellant] de incidentele vordering tot voeging van FNV ondersteunt.
3.2.
[de vennootschap] heeft niet geantwoord in het incident, hoewel zij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld door het hof.
3.3.
Vooropgesteld wordt dat de vordering tot voeging, gelet op de artikelen 353 lid 1 juncto 218 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), tijdig is ingesteld.
Ingevolge artikel 217 Rv, dat op grond van artikel 353 lid 1 Rv ook van toepassing is in hoger beroep, kan een ieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van dat belang is voldoende dat de partij die voeging vordert nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij, aan wier zijde zij zich voegt. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot voeging kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan.
Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert.
3.4.
In de hoofdzaak tussen [appellant] en [de vennootschap] gaat het om - kort gezegd - de uitleg van artikel 22 in verhouding tot artikel 16 van de CAO voor personeel in de Stuwadoors en Technische Dienst bij [de vennootschap] (hierna: de Cao).
3.5.
FNV heeft onweersproken gesteld dat zij partij is bij de Cao en dat deze Cao van toepassing is binnen [de vennootschap] alsmede dat zij als vakvereniging de behartiging van de belangen van haar leden als werknemers in haar statuten ten doel heeft gesteld en dat een aantal van deze leden, waaronder ook [appellant] , werkzaam is bij [de vennootschap] .
3.6.
Gelet op rechtsoverwegingen 3.4 en 3.5 is het hof van oordeel dat FNV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de hiervoor bedoelde zin er belang bij heeft zich in de hoofdzaak te mogen voegen aan de zijde van [appellant] . [de vennootschap] heeft zulks ook niet betwist.
3.7.
Nu verder niet valt te verwachten dat toewijzing van de incidentele vordering een onredelijke of onnodige vertraging van de procedure tot gevolg heeft, staan de eisen van een goede procesorde aan toewijzing van de incidentele vordering niet in de weg. FNV geeft in haar incidentele memorie immers nadrukkelijk aan dat zij zich volledig schaart achter de standpunten van [appellant] en toewijzing van zijn vorderingen beoogt. Ook laat FNV zich bijstaan door dezelfde advocaat.
3.8.
Gezien het vorenstaande zal de door FNV ingestelde incidentele vordering tot voeging worden toegewezen.
3.9.
Het hof zal de beslissing over de proceskosten van dit incident aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.10.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van grieven aan de zijde van FNV. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
laat FNV toe als voegende partij aan de zijde van [appellant] in de hoofdzaak tussen [appellant] en [de vennootschap] ;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 10 september 2019 voor memorie van grieven aan de zijde van FNV;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en
J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op
30 juli 2019.
griffier rolraadsheer