ECLI:NL:GHSHE:2019:3018

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 augustus 2019
Publicatiedatum
13 augustus 2019
Zaaknummer
200.208.662_01 en 200.209.624_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en bewijslevering in civiele procedure

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in twee samenhangende zaken met de nummers 200.208.662/01 en 200.209.624/01. De appellant, een mede-eigenaar van een perceel, is in principaal hoger beroep tegen de netbeheerder, die in incidenteel hoger beroep is gegaan. De kern van de zaak draait om de exploitatie van een hennepkwekerij op het perceel tussen 10 augustus 2010 en 9 juni 2013. Het hof heeft eerder, in een tussenarrest van 10 juli 2018, de netbeheerder toegelaten om bewijs te leveren van de feiten en omstandigheden die deze conclusie ondersteunen.

Tijdens de procedure zijn er verschillende getuigen gehoord, maar een belangrijke getuige is niet verschenen. Deze getuige, die eerder had aangegeven bereid te zijn om te getuigen, heeft aangegeven dat hij eerst een gesprek wil hebben met een officier van justitie. Het hof heeft in deze context besloten om een nieuwe datum voor het getuigenverhoor te bepalen, ondanks bezwaren van de mede-eigenaar van het perceel. Het hof oordeelt dat de netbeheerder recht heeft op bewijslevering en dat er onvoldoende redenen zijn om de procedure te vertragen.

De uitspraak van het hof, gedaan op 13 augustus 2019, bepaalt dat de getuige zal worden gehoord door mr. M.E. Smorenburg als raadsheer-commissaris. De zaak is verwezen naar de rol van 27 augustus 2019 voor het opgeven van verhinderdata, en verdere beslissingen zijn aangehouden. Het hof heeft ook maatregelen getroffen voor de veiligheid van de getuige tijdens het verhoor.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummers 200.208.662/01 en 200.209.624/01
arrest van 13 augustus 2019
in de zaak in hoger beroep met nummer 200.208.662/01 van
[(mede-)eigenaar van het perceel],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [(mede-)eigenaar van het perceel] ,
advocaat: mr. S.X.J. Zuidema te Heerlen,
tegen
[netbeheerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [netbeheerder] ,
advocaat: mr. A. Ester te Zwijndrecht,
en in de zaak in hoger beroep met nummer 200.209.624/01 van
[netbeheerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [netbeheerder] ,
advocaat: mr. A. Ester te Zwijndrecht,
tegen
[(mede-)eigenaar van het perceel],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [(mede-)eigenaar van het perceel] ,
advocaat: mr. S.X.J. Zuidema te Heerlen,
in beide zaken als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 10 juli 2018 in het hoger beroep van de door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaak-/rolnummer C/03/208667/HA ZA 15-399 gewezen vonnis van 28 september 2016.

5.Het verloop van de procedure

5.1.
Het verloop van de procedure in de beroepszaken van [(mede-)eigenaar van het perceel] en [netbeheerder] blijkt uit:
- het tussenarrest van 10 juli 2018;
- de akte uitlating enquête van [netbeheerder] van 24 juli 2018;
- het proces-verbaal van enquête van 24 oktober 2018 met een bijlage (zie rov. 6.3);
- de akte ter uitlating van [netbeheerder] van 19 maart 2019;
- de antwoordakte van [(mede-)eigenaar van het perceel] van 16 april 2019.
5.2.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep in de beroepszaak van [(mede-)eigenaar van het perceel] enin hoger beroep in de beroepszaak van [netbeheerder]
6.1.
Bij tussenarrest van 10 juli 2018 heeft het hof [netbeheerder] toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat de hennepkwekerij op het perceel aan de [adres] te [plaats] is geëxploiteerd tussen 10 augustus 2010 en 9 juni 2013.
6.2.
[netbeheerder] heeft hiertoe tijdens het getuigenverhoor op 24 oktober 2018 de getuigen dhr. [fraudespecialist] , fraudespecialist bij [netbeheerder] en dhr. [politieambtenaar] , politiebeambte bij de politie [plaats] laten horen. [netbeheerder] heeft bij exploot van 13 september 2018 dhr. [getuige] opgeroepen om als getuige in persoon te verschijnen, maar hij is niet verschenen.
6.3.
[getuige] heeft voorafgaande aan het getuigenverhoor in een e-mail van 19 oktober 2018 aan de advocaat van [netbeheerder] geschreven dat hij, voordat hij komt getuigen, eerst een gesprek wil hebben met een officier van justitie. Deze e-mail is ter zitting met instemming van de advocaat van [(mede-)eigenaar van het perceel] als bijlage aan het proces-verbaal van enquête gehecht. [netbeheerder] heeft verzocht een nieuw tijdstip te bepalen voor het getuigenverhoor van [getuige] en een bevel tot medebrenging af te geven.
6.4.
Bij beslissing van 19 november 2018 is bevolen dat [getuige] op 20 februari 2019 door de openbare macht voor de raadsheer-commissaris zou worden gebracht om te voldoen aan zijn verplichting om als getuige te worden gehoord. [getuige] is niet verschenen en het getuigenverhoor is niet gehouden.
6.5.
[netbeheerder] heeft bij akte ter uitlating laten weten dat [getuige] in een gesprek met de advocaat van [netbeheerder] op 4 maart 2019 heeft aangegeven bereid te zijn om als getuige te komen, mits hij door de politie wordt opgehaald en gebracht zonder dat zijn woonplaats voor [(mede-)eigenaar van het perceel] kenbaar wordt. [getuige] wenst aanwezigheid van de politie in de zittingzaal als hij als getuige wordt gehoord. [netbeheerder] heeft verzocht om een nieuwe datum voor het verhoor van [getuige] te bepalen.
6.6.
[(mede-)eigenaar van het perceel] heeft hiertegen bij antwoordakte bezwaar gemaakt. Volgens hem is het bepalen van een nieuwe datum in strijd met de goede procesorde omdat dit de procedure onredelijk vertraagt, niet zeker is dat [getuige] zal verschijnen en niet duidelijk is wat [getuige] kan verklaren.
6.7.
Het hof ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om een nieuwe datum te bepalen voor het getuigenverhoor. Hierbij is het door [(mede-)eigenaar van het perceel] gevoerde verweer betrokken. Voor strijd met de goede procesorde ziet het hof in hetgeen [(mede-)eigenaar van het perceel] daarover naar voren heeft gebracht onvoldoende aanleiding. Dat [netbeheerder] het recht heeft bewijs te leveren heeft het hof al overwogen in het tussenarrest. [(mede-)eigenaar van het perceel] heeft niet toegelicht welk nadeel hij ondervindt door opnieuw een datum voor een getuigenverhoor te bepalen, terwijl [netbeheerder] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [getuige] onder aanwezigheid van beveiliging als getuige wil verschijnen. De omstandigheid dat [netbeheerder] in een H5-formulier van 4 maart 2019 heeft aangegeven dat nadere stukken zouden worden ingediend, maakt dit gezien de toelichting van [netbeheerder] daarop niet anders.
6.8.
[getuige] is verplicht om tijdens de zitting te verschijnen en zijn verklaring af te leggen als hij op wettige wijze is opgeroepen (art. 165 Rv).
6.9.
De griffie van het hof zal een verzoek indienen voor de aanwezigheid van een veiligheidsfunctionaris tijdens de zitting. Voor overige veiligheidsmaatregelen kan [netbeheerder] desgewenst zelf zorgdragen.

7.De uitspraak in beide zaken

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep in de beroepszaak van [(mede-)eigenaar van het perceel] en
in hoger beroep in de beroepszaak van [netbeheerder]
bepaalt, nu [netbeheerder] bewijs door een getuige wil leveren, dat de getuige zal worden gehoord ten overstaan van mr. M.E. Smorenburg als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 27 augustus 2019 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige in de periode van 2 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [netbeheerder] tenminste zeven dagen voor het verhoor (nogmaals) de naam en woonplaats van de te horen getuige zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Smorenburg, J.M.H. Schoenmakers en A.L. Bervoets en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 augustus 2019.
griffier rolraadsheer