Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 25 januari 2019 de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 heeft gehandhaafd. Belanghebbende, die in Frankrijk woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag die is opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 50.019. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. De zitting vond plaats op 5 september 2019, maar partijen waren niet aanwezig.
De kern van het geschil betreft de aftrekbaarheid van kosten van de eigen woning en zorgkosten. Belanghebbende stelt dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden en dat hij recht heeft op aftrek van kosten van de eigen woning, alsook op aftrek van zorgkosten. De Inspecteur betwist deze claims. Het Hof overweegt dat de voorlopige aanslagen geen vertrouwen wekken en dat er geen bewijs is geleverd dat de kosten daadwerkelijk zijn betaald. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank dat er geen recht is op aftrek van de genoemde kosten.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd. Er zijn geen redenen voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.