Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond, en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een belanghebbende die een eenmanszaak drijft en belastingadvies verleent. De Inspecteur heeft een boekenonderzoek uitgevoerd naar de aangiften omzetbelasting van de belanghebbende over de jaren 2011 tot en met 2014. Tijdens dit onderzoek zijn diverse naheffingsaanslagen opgelegd, omdat de belanghebbende personenauto's ter beschikking had gesteld die niet in zijn aangiften waren vermeld. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslagen, maar de Inspecteur heeft deze handhaafd. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
De kern van het geschil betreft de correctie van de aftrek van voorbelasting, de vraag of de Inspecteur in strijd heeft gehandeld met beginselen van behoorlijk bestuur, en de opgelegde vergrijpboeten. De belanghebbende betwist de correcties en stelt dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn aangiften correct waren, aangezien hij al jarenlang aangifte deed zonder dat de Inspecteur eerder had ingegrepen. Het Hof oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op de aftrek van voorbelasting en dat de Inspecteur terecht de naheffingsaanslagen heeft opgelegd.
Daarnaast concludeert het Hof dat de belanghebbende grove schuld kan worden verweten, gezien zijn beroepsmatige ervaring met belastingaangiften. De opgelegde boeten worden als passend beschouwd, maar het Hof constateert ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de boete. Uiteindelijk bevestigt het Hof de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.