Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de vof] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de vennoot 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[de vennoot 2] ,wonende te [woonplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- de appeldagvaarding tevens houdende incidentele vordering tot primair schorsing tenuitvoerlegging (artikel 351 Rv) en subsidiair zekerheidstelling (artikel 235 Rv) met producties;
- de akte van [appellanten c.s.] met één productie van 28 mei 2019;
- de akte van [appellanten c.s.] van 25 juni 2019;
- het tussenarrest van 9 juli 2019 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 1 augustus 2019;
- de akte uitlaten van [appellanten c.s.] met één productie van 20 augustus 2019;
- de memorie van antwoord in het incident tot primair schorsing tenuitvoerlegging (artikel 351 Rv) en subsidiair zekerheidstelling (artikel 235 Rv);
- de memorie van grieven met producties.
6.De beoordeling
primair: de tenuitvoerlegging van het vonnis waarvan beroep te schorsen;
subsidiair: [geïntimeerde] te veroordelen zekerheid te stellen ter zake van de tenuitvoerlegging van het vonnis en wel zodanig dat voor het gehele via de deurwaarder gevorderde bedrag van € 102.725,10 zekerheid wordt gesteld;
primair en subsidiair: [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van dit incident, te vermeerderen met de wettelijke rente.