In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant, wonende in Spanje, tegen geïntimeerden, wonende in België. De zaak betreft een geschil over de non-conformiteit van een beleggingspand, waarbij de vraag centraal staat of het ontbreken van een benodigde bouwvergunning onder een exoneratiebeding valt. Het hoger beroep is ingeleid met een exploot van dagvaarding op 16 mei 2019, tegen een vonnis van de rechtbank Limburg van 6 maart 2019. De appellant heeft in zijn akte uitlating gesteld dat hij tijdig het griffierecht heeft betaald, ondanks dat de financiële administratie aangaf dat dit pas op 11 september 2019 was gebeurd. Het hof oordeelt dat, hoewel de betaling te laat was, er geen plaats is voor ontslag van instantie, omdat de appellant een aanmaning had ontvangen met een verlengde betalingstermijn. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor opgave van verhinderdata voor een comparitie na aanbrengen. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden en de zaak is gepland voor 7 januari 2020.