In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had op 14 juni 2017 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een boetebeschikking vernietigd. De Inspecteur stelde dat de belanghebbende, ondanks een geldige schorsing van het kenteken van zijn motorrijtuig, gebruik had gemaakt van de openbare weg. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat de auto zwaar beschadigd was en niet kon worden gereden. Het Hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de auto op 9 juli 2015 geparkeerd stond op een openbare parkeerplaats, wat volgens de wet als gebruik van de weg wordt aangemerkt. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende niet aan de voorwaarden van de schorsingsregeling had voldaan. De opgelegde boete werd eveneens als passend en geboden beschouwd. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond.