ECLI:NL:GHSHE:2020:1229

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
200.274.212_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van zaken in hoger beroep met betrekking tot een geschil over een overeenkomst

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 april 2020, betreft het een hoger beroep van [tapasbar] B.V. tegen [geïntimeerde]. De zaak is ontstaan uit een geschil over een overeenkomst, waarbij [tapasbar] B.V. als appellante en eiseres in het incident optreedt, en [geïntimeerde] als geïntimeerde en verweerder in het incident. De procedure is gestart met een dagvaarding op 14 januari 2020, hersteld op 10 februari 2020, en betreft een vonnis van de rechtbank Limburg van 16 oktober 2019. Het hof heeft in het incident geoordeeld dat de vordering tot voeging van de onderhavige zaak met een andere aanhangige zaak, met zaaknummer 200.269.451/01, toewijsbaar is. Dit is gebaseerd op de overweging dat er een zodanige samenhang bestaat tussen beide zaken dat een consistente uitspraak geboden is. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor memorie van grieven en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De uitspraak benadrukt het belang van een goede en doelmatige behandeling van verknochte zaken, waarbij de feitelijke en juridische geschilpunten in de zaken identiek zijn of een zodanige samenhang vertonen dat gelijktijdige behandeling door dezelfde rechter noodzakelijk is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.274.212/01
arrest van 7 april 2020
gewezen in het incident ex artikel 222 Rv jo 220 Rv in de zaak van
[tapasbar] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. A.A. Korolev te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. S.H.O. Aben te Weert,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 januari 2020, hersteld bij exploot van 10 februari 2020, ingeleide hoger beroep van het vonnis van 16 oktober 2019, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen appellante – [tapasbar] – als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als (mede)gedaagde in conventie, (mede)eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/237687 / HA ZA 17-354)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het herstelexploot van 10 februari 2020;
  • de memorie in het incident tot voeging ex artikel 220 jo 222 Rv;
  • het H16-formulier van 2 maart 2020 van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Ingevolge artikel 222 lid 1 Rv, dat op grond van artikel 353 lid 1 Rv ook van toepassing is in hoger beroep, kan, ingeval voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, daarvan de voeging worden gevorderd. Van verknochtheid in deze zin is sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de zaken identiek zijn dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken geboden is. Daaraan kan ook zijn voldaan bij zaken tussen verschillende partijen.
3.2.
Vooropgesteld wordt dat de vordering tot voeging door [tapasbar] , gelet op de artikelen 222 lid 2 juncto 220 lid 2 juncto artikel 353 lid 1 Rv, tijdig is ingesteld.
3.3.
[tapasbar] vordert de voeging van de onderhavige zaak met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.269.451/01 (waarin [Grieks restaurant] B.V. - in eerste aanleg tezamen met [geïntimeerde] gedaagden in conventie, eisers in reconventie - van hetzelfde vonnis in hoger beroep is gekomen en [tapasbar] heeft gedagvaard).
3.4.
[geïntimeerde] refereert zich aan het oordeel van het hof.
3.5.
Naar het oordeel van het hof bestaat er tussen beide voornoemde zaken een zodanige band, dat het belang van een goede en doelmatige behandeling meebrengt dat deze zaken zoveel mogelijk gelijktijdig worden behandeld en beslist door dezelfde rechter. Partijen komen in hoger beroep van hetzelfde vonnis. Beide procedures hebben betrekking op hetzelfde feitencomplex en op dezelfde schriftelijke documentatie.
3.6.
Het hof zal de vordering tot voeging derhalve toewijzen. De beslissing over de proceskosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.7.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van grieven. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.269.451/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 19 mei 2020 voor memorie van grieven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 april 2020.
griffier rolraadsheer