Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[appellant],
de Gemeente,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5793729 / 17-2515)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
“een indicatie te krijgen”of zijn aangepaste bouwplan in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
“vergunbaar is, voor zover het verzoek betrekking heeft op de toets aan het bestemmingsplan, de welstandsnota en/of de monumentenverordening”.Het verzoek is ondertekend door de architect van [appellant] .
“(...) In het verleden zijn er voor de locatie middels een afwijkingsprocedure rechten verworven voor het oprichten, deze rechten maken een woning in afwijking van het destijds geldende bestemmingsplan mogelijk. Er is in 2008, conform de verworven rechten, een bouwvergunning verleend. De reeds verleende bouwvergunning is niet gerealiseerd en u heeft nu een gewijzigde bouwaanvraag ingediend. Echter zijn uw verworven rechten die afwijking van het bestemmingsplan mogelijk maken niet overgenomen in het bestemmingsplan buitengebied Bladel 2014. Wat zou betekenen dat de gewijzigde bouwaanvraag niet past binnen het geldende bestemmingsplan.
Wij concluderen dan ook dat er op het vlak van bestemmingsplan en welstand in principe geen problemen zijn om aan uw schetsplan mee te werken. U kunt dan ook een officiële aanvraag om een omgevingsvergunning bij ons indienen. Bij deze aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen wordt ook
“een indicatie te krijgen”of zijn aangepaste bouwplan in het kader van de Wabo
“vergunbaar is, voor zover het verzoek betrekking heeft op de toets aan het bestemmingsplan, de welstandsnota en/of de monumentenverordening”.
“1. Bij de komende herziening van het bestemmingsplan (…) de oorspronkelijke voorschriften en voorwaarden van de in 2008 verleende bouwvergunning alsnog goed over te nemen in het bestemmingsplan;
“dan ook”tot de conclusie
“dat er op het vlak van bestemmingsplan en welstand in principe geen problemen zijn om aan uw schetsplan mee te werken.”De brief bevat daarmee een mededeling over de welstand en een verwijzing naar het besluit van het college ten aanzien van het bestemmingsplan als weergegeven in de brief van 30 maart 2015. De brief omvat daarmee de punten waarop het verzoek om vooroverleg van [appellant] betrekking had.
“dan ook een officiële aanvraag om een omgevingsvergunning”kan indienen, waarbij
“ook getoetst”wordt
“aan eisen die in de bouwverordening en het Bouwbesluit zijn opgenomen.”Hieruit behoorde voor [appellant] duidelijk te zijn dat toetsing aan de bouwverordening en het Bouwbesluit nog diende plaats te vinden. Er is geen melding gemaakt dat toetsing dient te geschieden aan de hand van de bouwverordening en het Bouwbesluit zoals die golden ten tijde van de bouwaanvraag van [appellant] in 2008. Het ligt dan ook in de rede en [appellant] had daarom behoren te begrijpen dat toetsing diende te geschieden aan de hand van de in 2015 geldende bouwverordening en het in 2015 geldende Bouwbesluit. Dat dit niet uitdrukkelijk in de brief is vermeld, maakt dit niet anders. Ten slotte heeft het college bij deze brief gewaarschuwd dat
“Het resultaat (…) geen garantie”is
“dat de omgevingsvergunning daadwerkelijk kan worden verleend omdat eventuele zienswijzen of gewijzigde regelgeving kunnen leiden tot een ander eindoordeel.”Naar het oordeel van het hof kan deze waarschuwing, het vorenstaande in aanmerking nemend, slechts zo gelezen te worden dat deze mede betrekking heeft op toetsing aan de in 2015 geldende bouwverordening en het in 2015 geldende Bouwbesluit.