Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond,
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor de niet-betaalde omzetbelasting van een vennootschap. De belanghebbende, als bestuurder van de BV, was aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 24.900, dat de BV niet had voldaan aan de Belastingdienst. De Ontvanger van de Belastingdienst had eerder een naheffingsaanslag opgelegd en de belanghebbende had hiertegen beroep ingesteld bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende stelde dat hij niet aansprakelijk kon worden gesteld omdat de BV in betalingsonmacht verkeerde en hij had gemeld dat de BV niet in staat was om te betalen. Het Hof oordeelde echter dat de grove schuld van de BV, die voortkwam uit het handelen van de belanghebbende zelf, niet kon worden genegeerd. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende terecht aansprakelijk was gesteld voor de omzetbelasting, omdat hij had nagelaten om tijdig een correcte aangifte te doen en de betalingsonmacht niet rechtsgeldig had gemeld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.