ECLI:NL:GHSHE:2020:3763

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
200.256.588_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een bonusregeling in een vaststellingsovereenkomst bij beëindiging managementovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen B.V. Nederlandse Instrumenten Compagnie "Nedinsco" en een interim-directeur, [geïntimeerde], over de uitbetaling van een bonus die was overeengekomen in een vaststellingsovereenkomst. De interim-directeur was sinds 13 november 2014 werkzaam voor Nedinsco en de managementovereenkomst werd op 1 mei 2017 beëindigd. In de vaststellingsovereenkomst, die op 22 maart 2017 werd ondertekend, werd een bonus van € 135.000,- afgesproken, te betalen in twee termijnen. Nedinsco heeft deze bonus echter niet uitgekeerd, wat leidde tot een rechtszaak.

In eerste aanleg heeft de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, waarbij Nedinsco werd veroordeeld tot betaling van de bonus en de proceskosten. Nedinsco ging in hoger beroep en voerde 17 grieven aan, voornamelijk gericht op de uitleg van de bonusregeling en de voorwaarden waaronder deze zou worden uitgekeerd. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere uitspraak van de rechtbank en de stukken van de procedure.

Het hof oordeelde dat de rechtbank de Haviltex-norm correct had toegepast bij de uitleg van de bonusregeling. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat hij recht had op de bonus, gezien de tevredenheid van de aandeelhouder over zijn werkzaamheden tot 1 mei 2017. Het hof bekrachtigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde Nedinsco in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in contracten en de uitleg daarvan in het licht van de omstandigheden en de bedoeling van partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.256.588/01
arrest van 8 december 2020
in de zaak van
B.V. Nederlandse Instrumenten Compagnie "Nedinsco",
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Nedinsco,
advocaat: mr. J.A. Bloo te Venlo,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. L.J.M.G. Kunzeler te Venlo,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 14 mei 2019 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer C/03/241055 / HA ZA 17-522 gewezen vonnis van 5 december 2018.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 14 mei 2019 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 juni 2019;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • het pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

6.1.
De feiten
Het hof gaat in deze procedure uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, waartegen geen grieven zijn gericht. Deze feiten luiden - voor zover nodig aangevuld door het hof - als volgt.
-Op 13 november 2014 is [geïntimeerde] aangetreden als interim-bestuurder van Nedinsco. Nedinsco is een onderneming die is gespecialiseerd in het ontwerp en de productie van met name optische instrumenten en componenten.
Sinds 11 januari 2017 worden alle aandelen van Nedinsco - middellijk - gehouden door de familie [familie] .
-Op 19 februari 2015 hebben partijen een managementovereenkomst gesloten, ingaande
23 november 2014. Ingevolge artikel 4 is over het honorarium het volgende bepaald:
“Opdrachtnemer zal maandelijks de door voornoemde heer [geïntimeerde] verrichtte werkzaamheden aan de vennootschap op uurbasis declareren tegen een uurtarief van
€ 150,00, te vermeerderen met BTW, te voldoen binnen twee weken na de
factuurdatum.”
-Per 1 mei 2017 hebben partijen de managementovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd. Namens Nedinsco zijn de onderhandelingsgesprekken in dit verband gevoerd door [lid familie] . [lid familie] is lid van de hiervoor genoemde familie [familie] , is tevens aandeelhouder en heeft bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst de algemene aandeelhoudersvergadering, het orgaan dat namens Nedinsco handelde, aldus vertegenwoordigd. Hetgeen partijen zijn overeengekomen is vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst van 22 maart 2017. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:

In aanmerking nemende dat:
(…)

partijen overeenstemming hebben bereikt over het beëindigen van hun samenwerking en de navolgende afspraken (over de afwikkeling van hun rechtsverhoudingen) hebben gemaakt dit ter afwikkeling van alle aanspraken die over en weer mochten bestaan en ter beslechting van alle eventueel tussen hen bestaande geschillen en eventuele geschillen die tussen partijen nog zouden kunnen ontstaan ter zake van hun rechtsverhoudingen of de beëindiging daarvan;- partijen de bereikte overeenstemming middels deze overeenkomst wensen vast te leggen;
(…)
Artikel 1
(…)
1.2
De tussen partijen gesloten opdrachtovereenkomst zal met wederzijds goedvinden eindigen per 1 mei 2017.
Artikel 2
Tot 1 mei 2017 zal [geïntimeerde] alles doen c.q. nalaten om de belangen van Nedinsco zo goed mogelijk te bevorderen, waaronder het realiseren van een deugdelijke overdracht van zijn werkzaamheden aan en het zo goed mogelijk inwerken van zijn opvolger zodra deze bekend en beschikbaar is.
Artikel 3
De tot 1 mei 2017 door [geïntimeerde] te verrichten werkzaamheden zal hij bij Nedinsco blijven declareren tegen het gebruikelijke, laatst overeengekomen, tarief.
Artikel 4
Indien en voor zover [geïntimeerde] zijn werkzaamheden tot tevredenheid van de aandeelhouder van Nedinsco voortzet tot 1 mei 2017 en zorgdraagt voor een soepele en goede overdracht van zijn werkzaamheden aan zijn opvolger, zal Nedinsco aan [geïntimeerde] wegens de bereikte resultaten in de afgelopen jaren, een bonus uitkeren van € 135.000,- (zegge: honderd vijf en dertig duizend euro). Dit bedrag zal in twee tranches van € 67.500,- worden voldaan, te weten in juli 2017 en januari 2018.
(…)
Artikel 8
Partijen doen afstand van hun recht om ontbinding of vernietiging van deze overeenkomst te vorderen.
Artikel 9
Na het voldoen aan bovenstaande verplichtingen zullen partijen niets meer van
elkaar te vorderen hebben op grond van het bestaan van hun huidige rechtsverhoudingen, de (wijze van) beëindiging daarvan of anderszins en verlenen zij elkaar over en weer finale kwijting.”
-Nedinsco heeft de bonus als bedoeld in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst niet uitgekeerd.
6.2.
Het geding in eerste aanleg
[geïntimeerde] heeft - samengevat - gevorderd om Nedinsco ter zake van de bonus te veroordelen tot betaling aan hem van een bedrag van € 135.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente, en ter zake van buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 2.571,25 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en Nedinsco veroordeeld in de proceskosten en de nakosten.
6.3.
De grieven
Nedinsco heeft 17 grieven tegen het vonnis gericht en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen door Nedinsco aan [geïntimeerde] op grond van dat vonnis is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
De grieven 1 tot en met 10 betreffen (de uitleg van) artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst en met name de zinsnede “
Indien en voor zover [geïntimeerde] zijn werkzaamheden tot tevredenheid van de aandeelhouder van Nedinsco voortzet tot 1 mei 2017”(hierna: de zinsnede)
.De grieven 11 tot en met 13 betreffen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de pauze-uren, de grieven 14 tot en met 17 de overwegingen met betrekking tot de omzet.
De grieven zullen in het navolgende zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden.
6.4. (
Uitleg van) de zinsnede, de pauze-uren en de omzetten
De rechtbank heeft de
zinsnedekennelijk en terecht opgevat als een voorwaarde voor de uitkering van de bonus. De rechtbank heeft daaraan de hierna weergegeven
uitleggegeven.
Nedinsco heeft - terecht - geen grief gericht tegen de door de rechtbank gehanteerde Haviltex-norm in 4.3. van het vonnis waarvan beroep in het kader van die uitleg.
De rechtbank heeft aan de hand van een aantal omstandigheden (4.4. a tot en met f van het vonnis waarvan beroep) geoordeeld dat de zinsnede, gelet op de genoemde norm, zo moet worden begrepen dat het gaat om een inspanningsverplichting van [geïntimeerde] . Nedinsco mocht er aan de ene kant op vertrouwen dat [geïntimeerde] tot 1 mei 2017 in het kader van zijn werkzaamheden voor Nedinsco voldoende zorg zou blijven betrachten. Aan de andere kant mocht [geïntimeerde] er vervolgens redelijkerwijs vanuit gaan dat de aandeelhouder tevreden zou zijn en hij de bonus zou krijgen indien hij doorging met zijn werkzaamheden op de wijze waarop hij dat ervoor ook deed. De tevredenheid van de aandeelhouder kan daarbij uitsluitend betrekking hebben op de werkzaamheden die [geïntimeerde] heeft verricht in de periode 22 maart 2017 tot 1 mei 2017. Immers, over de periode ervoor was de aandeelhouder kennelijk tevreden, nu hij daarin aanleiding had gezien een bonusregeling overeen te komen. Tot slot gaat het om ‘het werk’ dat [geïntimeerde] verrichtte, niet om zijn declaraties, aldus nog steeds de rechtbank.
6.4.1.
Voor het hof staat als niet (voldoende) door Nedinsco betwist vast dat de aandeelhouder ( [lid familie] ) en [geïntimeerde] wel hebben onderhandeld over de hoogte van de bonus, maar niet over de tekst van voormelde zinsnede (zie vonnis waarvan beroep 4.4. a). [geïntimeerde] heeft dit ter gelegenheid van de comparitie in eerste aanleg gesteld en herhaald bij memorie van antwoord en dat is niet (voldoende) weersproken door Nedinsco. De toelichting van Nedinsco op grief 1 houdt geen voldoende feitelijke betwisting in. Dat [geïntimeerde] de zinsnede heeft geaccordeerd (door de vaststellingsovereenkomst te tekenen) zegt niets over de vraag of en hoeverre deze zinsnede ter sprake is geweest. Over verklaringen die over en weer zijn gedaan met betrekking tot de zinsnede of gedragingen in dat verband is niets gesteld of gebleken.
6.4.2.
Voor de vraag welke uitleg partijen aan de zinsnede mochten toekennen is mede van belang dat [geïntimeerde] bij de ondertekening van de - door de advocaat van Nedinsco opgestelde - vaststellingsovereenkomst geen juridische bijstand had en niet juridisch geschoold is (zie vonnis waarvan beroep 4.4. c). Het komt wat de rechtbank en ook het hof betreft neer op de uitleg die partijen volgens normaal spraakgebruik redelijkerwijs aan de zinsnede mochten toekennen. Dat de (tekst van de) zinsnede de in haar ogen glasheldere betekenis heeft die Nedinsco daaraan geeft, zoals zij stelt in de toelichting op grief 3, is niet juist alleen al gelet op de discussie die partijen hierover hebben (gehad).
6.4.3.
De rechtbank heeft in 4.4. d gewezen op de considerans van de vaststellingsovereenkomst en de in artikel 9 overeengekomen finale kwijting. Daarbij past volgens de rechtbank ook dat partijen over de tot dan toe nagekomen verbintenissen - waaronder de tot dan verrichte werkzaamheden door [geïntimeerde] - afspraken maken, waarop niet kan worden teruggekomen indien zich nadien een omstandigheid voordoet die (mede) betrekking heeft op de periode waarover partijen juist die afspraak gemaakt hebben. De rechtbank vervolgt dat uit de omstandigheid, dat partijen meer concreet in artikel 4 een bonusregeling zijn overeengekomen, afgeleid moet worden dat de aandeelhouder op 22 maart 2017 tevreden was over de werkzaamheden van [geïntimeerde] , aangezien de aandeelhouder namens Nedinsco in de werkzaamheden aanleiding heeft gezien een bonusregeling te treffen
‘wegens de bereikte resultaten in de afgelopen jaren’. Verder overweegt de rechtbank dat het voor de hand ligt dat partijen niet op die werkzaamheden wilden terugkomen en dat dat meebrengt dat ‘de tevredenheid van de aandeelhouder’ als bedoeld in de zinsnede redelijkerwijs enkel betrekking kan hebben op werkzaamheden die [geïntimeerde] heeft verricht na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, derhalve in de periode van 22 maart 2017 tot 1 mei 2017.
Nedinsco heeft naar aanleiding van deze overwegingen in de toelichting op grief 4 gesteld dat de aandeelhouder bereid was aan [geïntimeerde] een bonus toe te kennen op basis van de tijdens het sluiten van de bonusregeling op 22 maart 2017 bekende feiten en omstandigheden. Daarbij heeft Nedinsco vermeld dat de aandeelhouder toen, op 22 maart 2017, niet op de hoogte was van het feit dat [geïntimeerde] pauze-uren zou hebben gedeclareerd en dat [geïntimeerde] slechte resultaten zou realiseren in maart en april 2017. Als dat wel zo geweest zou zijn, zou Nedinsco de bonusregeling niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden gesloten hebben, aldus Nedinsco.
6.4.4.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat [geïntimeerde] er redelijkerwijs van uit mocht gaan dat Nedinsco tevreden was over zijn werkzaamheden tot 22 maart 2017 en dat hij daarom een bonus kreeg. Of de bonus daarnaast ook nog zag op het eerder beëindigen van de managementwerkzaamheden kan daarmee in het midden blijven.
6.4.5.
Nedinsco heeft op zich niet betwist dat de tevredenheid van de aandeelhouder in de zinsnede ziet op de werkzaamheden van [geïntimeerde] in de periode van 22 maart tot 1 mei 2017. Zij meent echter dat die tevredenheid ook ziet op omstandigheden uit de periode tot 22 maart 2017 die de aandeelhouder op die datum nog niet bekend waren. Zo heeft Nedinsco gesteld, zie ook hiervoor, dat zij (de aandeelhouder) op 22 maart 2017 nog niets wist van - volgens haar - ten onrechte door [geïntimeerde] in rekening gebrachte
pauze-uren. Dit kan Nedinsco echter niet baten. Zij (de aandeelhouder) had immers op 22 maart 2017 op de hoogte kunnen en behoren te zijn van de wijze van declareren door [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft immers onvoldoende betwist gesteld dat zijn declaraties steeds op basis van zijn klokuren werden gecontroleerd door de secretaresse en de controller en vervolgens zijn uitbetaald. Er is door Nedinsco (de aandeelhouder) tot de e-mail van [lid familie] van 8 juni 2017 (prod. 6 inl. dagv.) nooit een opmerking gemaakt over die declaraties. Daarom heeft [geïntimeerde] er vanuit mogen gaan dat met de vaststellingsovereenkomst kwijting is verleend ten aanzien van de declaraties over de periode daarvoor en dat Nedinsco tevreden was over deze wijze van declareren.
Verder is van belang dat het hof, net als de rechtbank in 4.4. e, niet inziet dat (de wijze van) declareren door partijen begrepen zou zijn onder het begrip ‘werkzaamheden’ in de zinsnede. Daaromtrent is niets gesteld of gebleken. Naar normaal spraakgebruik zijn ‘werkzaamheden’: bezigheden, taken die worden verricht. Daar valt, anders dan Nedinsco stelt, niet het opstellen van declaraties voor de werkzaamheden onder.
Het hof overweegt verder dat Nedinsco op geen enkele manier onderbouwd heeft gesteld dat [geïntimeerde] ten onrechte pauze-uren heeft gedeclareerd. In de managementovereenkomst staat niet dat [geïntimeerde] verplicht is pauze-uren op te nemen. Daarbij heeft [geïntimeerde] betoogd dat hij nooit pauzes heeft genomen. Nedinsco heeft daar enkel tegenovergesteld dat dat niet geloofwaardig is. Met een onderbouwing van de stelling dat [geïntimeerde] wel pauzes zou hebben genoten en deze heeft gedeclareerd, is Nedinsco niet gekomen. Nedinsco heeft in eerste aanleg en in de toelichting op grief 13 wel gesteld dat werknemers [geïntimeerde] in de kantine hebben gezien, maar zij heeft dat nooit concreet gemaakt en overigens ook niet te bewijzen aangeboden. (Nedinsco stelt wel dat dat bewijsbaar is, maar dat is niet als een (concreet) bewijsaanbod op te vatten.) Hetgeen Nedinsco heeft gesteld omtrent de wijze van declareren door [verkoop-directeur] (verkoop-)directeur) en [controller] (controller) en het in dat verband gedane bewijsaanbod acht het hof in het licht van het voorgaande niet ter zake dienend.
Voor zover Nedinsco een beroep op dwaling heeft willen doen faalt dat beroep alleen al omdat partijen in artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst afstand hebben gedaan van hun recht om ontbinding of vernietiging van de overeenkomst te vorderen. Dit geldt ook voor zover een eventueel dwalingsberoep ziet op de omzetten tot 22 maart 2017.
6.4.6.
Nedinsco heeft gesteld dat door [geïntimeerde] was toegezegd dat de mindere resultaten over januari en februari 2017 zouden worden goedgemaakt in maart en april 2017. Dat is echter onvoldoende onderbouwd gesteld. Verder is in de vaststellingsovereenkomst niets over te behalen omzetten (in maart en april 2017) opgenomen.
Nedinsco heeft niets (concreets) gesteld dat erop duidt dat de manier waarop [geïntimeerde] zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd in de periode 22 maart 2017 tot 1 mei 2017 is gewijzigd ten opzichte van daarvoor en/of gerelateerd is aan het achterblijven van de omzet vanaf 22 maart 2017 tot 1 mei 2017. Over ontevredenheid over de wijze van uitvoering van de werkzaamheden door [geïntimeerde] in die periode heeft Nedinsco niets gesteld. In de toelichting op grief 14 stelt Nedinsco wel dat uit het proces-verbaal van comparitie in eerste aanleg (pagina 4 onderaan, pagina 5 bovenaan, verklaring van de heer [toenmalig directeur] , toenmalig directeur) blijkt dat [geïntimeerde] niet heeft gehandeld zoals van hem verwacht mocht worden, maar dat is niet juist. De heer [toenmalig directeur] verklaarde immers dat hij geen antwoord kan geven op de vraag welk verwijt [geïntimeerde] wordt gemaakt en dat hij het functioneren van [geïntimeerde] niet kan beoordelen. Het door Nedinsco aangeboden bewijs van hetgeen de heer [toenmalig directeur] heeft verklaard is daarom niet ter zake dienend. Anderzijds blijkt uit de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van Nedinsco van 6 april 2017 dat [geïntimeerde] is gedéchargeerd en dat [geïntimeerde] is gecomplimenteerd. Deze complimenten zijn onbetwist, ook namens de aandeelhouder, herhaald op het afscheid van [geïntimeerde] op 26 april 2017. Daarmee staat de tevredenheid van Nedinsco en de aandeelhouder met de werkzaamheden van [geïntimeerde] , ook in de periode van 22 maart tot 1 mei 2017, naar het oordeel van het hof voldoende vast.
6.5.
Bewijsaanbod
De bewijsaanbiedingen van Nedinsco, voor zover hiervoor nog niet besproken, worden gepasseerd als niet (voldoende) onderbouwd en/of niet ter zake dienend. Deze aanbiedingen betreffen (onder meer) de gestelde betalingsonmacht van Nedinsco, onjuiste stellingen van [geïntimeerde] aangaande de omzetten, door [geïntimeerde] geprognotiseerde omzetten over maart en april 2017, de bonus is een onverplichte geste, de bereidheid van Nedinsco om op grond van de op dat moment bekende resultaten, feiten en omstandigheden een bonusregeling te sluiten, het bewaken van de omzet en het tijdig factureren door de opvolger van [geïntimeerde] , Nedinsco is niet vaag en algemeen gebleven. Het bewijsaanbod aan het slot van de memorie van grieven is te vaag en te algemeen en wordt daarom gepasseerd.
6.6.
Slotsom
Uit het voorgaande volgt, dat ook het hof de uitleg van de zinsnede door de rechtbank volgt en verder van oordeel is dat Nedinsco zich niet met succes op het standpunt kan stellen dat zij niet tevreden is over de werkzaamheden van [geïntimeerde] in verband met diens declaraties en de achtergebleven omzet en dat Nedinsco de bonus aan [geïntimeerde] verschuldigd is.
De grieven falen en/of behoeven geen verdere of afzonderlijke bespreking.
De vordering ter zake van de bonus is terecht door de rechtbank toegewezen. Tegen de wijze van toewijzing van de wettelijke rente door rechtbank is geen grief gericht en evenmin tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten. Dit betekent dat het vonnis waarvan beroep bekrachtigd wordt, inclusief de proceskostenveroordeling.
Nedinsco wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van [geïntimeerde] in hoger beroep veroordeeld. Het hof berekent aan salaris advocaat 4 punten (cna 1, mva 1, pleidooi 2) maal tarief V (€ 3.161,-) is € 12.644,-.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Nedinsco in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 1.684,- aan griffierecht en op € 12.644,- aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 157,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 239,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, A.L. Bervoets en
R.J. Voorink en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 december 2020.
griffier rolraadsheer