In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een niet-ontvankelijk verklaard bezwaar tegen een aanslag precariobelasting van € 6.080, opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 2016. De heffingsambtenaar van de gemeente Valkenswaard had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de aanslag naar een verkeerd adres was gestuurd. Belanghebbende stelde dat de aanslag niet op de juiste wijze bekend was gemaakt, omdat deze was verzonden naar een voormalig vestigingsadres, terwijl het huidige adres bij de Kamer van Koophandel bekend was. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 14 november 2019 werd vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting correct was verzonden, maar het hof oordeelde dat de aanslag niet op de juiste wijze was bekendgemaakt. Het hof verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat een verkeerde adressering door de Belastingdienst kan leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar. Het hof concludeerde dat de heffingsambtenaar had moeten uitgaan van het adres dat bij de Kamer van Koophandel bekend was en dat de bekendmaking van de aanslag niet op de voorgeschreven wijze had plaatsgevonden.
Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar, en verklaarde het bezwaar van belanghebbende alsnog ontvankelijk. De zaak werd terugverwezen naar de heffingsambtenaar voor een nieuwe beslissing op het bezwaar. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten en proceskosten van belanghebbende.