In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingeleid door een groep appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten vorderden een verklaring van recht dat de geïntimeerde aansprakelijk was voor de schade die zij hadden geleden door een brand die op 14 januari 2017 in een loods was ontstaan. De brand zou zijn veroorzaakt door laswerkzaamheden aan een auto. De rechtbank had de vorderingen van de appellanten afgewezen, waarna zij in hoger beroep gingen.
Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van de geïntimeerde, omdat deze een aansprakelijkheidsverzekering had bij Nationale Nederlanden. Het hof oordeelde dat Nationale Nederlanden voldoende belang had bij de voeging, aangezien de uitkomst van de procedure nadelige gevolgen voor hen kon hebben. De appellanten betwistten dit, maar het hof oordeelde dat de vordering tot voeging tijdig was ingesteld en dat er geen strijd was met de eisen van een goede procesorde.
Het hof heeft de vordering tot voeging toegewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de geïntimeerde en Nationale Nederlanden, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.