In deze zaak gaat het om de vraag of een huurster van een huurappartement in zodanige mate overlast heeft veroorzaakt voor omwonenden, de verhuurder en derden, dat dit ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming rechtvaardigt. De huurster, aangeduid als [appellante], heeft een huurovereenkomst met Stichting Zeeuwland, die als verhuurder optreedt. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de huurovereenkomst ontbonden en de huurster veroordeeld om de woning binnen vier maanden te ontruimen. De kantonrechter oordeelde dat de huurster zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat er klachten van omwonenden waren over haar gedrag.
De huurster heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat zij vreest dakloos te worden. De verhuurder, Stichting Zeeuwland, heeft verweer gevoerd en stelt dat zij recht en belang heeft bij de uitvoering van het vonnis, omdat de huurster overlast veroorzaakt voor andere huurders.
Het hof heeft de vordering van de huurster in het incident afgewezen. Het hof overweegt dat de kans van slagen van het hoger beroep niet in de beoordeling van het incident kan worden meegenomen. De huurster heeft niet aangetoond dat het bestreden vonnis berust op een kennelijke misslag. Het hof concludeert dat het belang van de verhuurder om het vonnis ten uitvoer te leggen zwaarder weegt dan het belang van de huurster om in de woning te blijven. De beslissing over de proceskosten in het incident wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.