ECLI:NL:GHSHE:2021:3089

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
200.290.770_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende informatieverstrekking door recreatiepark over permanente bewoning van kavels

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een groep appellanten tegen verschillende vennootschappen die betrokken zijn bij de verkoop van kavels op een recreatiepark. De appellanten stellen dat zij niet adequaat zijn geïnformeerd over het feit dat permanente bewoning van de kavels niet is toegestaan. Dit heeft geleid tot claims van bedrog, dwaling en onrechtmatige daad. De zaak is een vervolg op een eerder vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank op 9 september 2020 een uitspraak deed. Het hof heeft in een tussenarrest van 22 juni 2021 de appellanten de gelegenheid gegeven om een verklaring van erfrecht over te leggen, aangezien enkele appellanten erfgenamen zijn van overleden partijen. De appellanten hebben deze verklaringen overgelegd, waaruit blijkt dat zij rechtsopvolgers zijn van de overleden erfgenamen. Het hof heeft vastgesteld dat de oorspronkelijke procespartijen rechtsgeldig zijn opgevolgd door de appellanten. In de uitspraak van 12 oktober 2021 heeft het hof de rechtsopvolging bevestigd en de zaak verwezen naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van appellanten. De uitspraak benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking door verkopers van onroerend goed, vooral in situaties waarin de bestemming van het onroerend goed van invloed is op de gebruiksmogelijkheden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.290.770/01
arrest van 12 oktober 2021
in de zaak van

1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellant 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellante 1],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[appellant 3],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[appellante 2],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[appellante 3],
handelend voor zichzelf en in hoedanigheid van erfgename van [erflater 1],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[appellant 4] in hoedanigheid van erfgenaam van [erflater 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
8.
[appellant 5] in hoedanigheid van erfgenaam van [erflater 1],
wonende te [woonplaats] ,
9.
[appellant 6],
wonende te [woonplaats] ,
10.
[appellante 4],
wonende te [woonplaats] ,
11.
[appellante 5] , handelend voor zichzelf en in hoedanigheid van erfgename van [erflater 2],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. W.G.M. Vos te Breda,
tegen

1.Arcen Spa Invest B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
Rebel Beheer Zeeland B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
Roompot Service B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.H.J. Langerak te Amsterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 22 juni 2021 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer C/02/348746 / HA ZA 18-571 gewezen vonnis van 9 september 2020.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 22 juni 2021;
  • de akte na tussenarrest van appellante sub 11 met een productie;
  • de akte na tussenarrest van appellanten sub 6, 7 en 8 met een productie;
  • de antwoordakte van geïntimeerden.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof appellanten sub 6, 7, 8 (naar aanleiding van het overlijden van [erflater 1] ) en 11 (naar aanleiding van het overlijden van [erflater 2] ) in de gelegenheid gesteld om een verklaring van erfrecht in het geding te brengen waaruit de rechtsopvolging blijkt.
6.2.
Appellanten sub 6, 7 en 8 hebben een verklaring van erfrecht overgelegd waaruit volgt dat [erflater 1] de appellanten sub 6, 7 en 8 tot zijn enige erfgenamen heeft achtergelaten, ieder voor een/derde deel van zijn nalatenschap.
6.3.
Uit de door appellante sub 11 overgelegde verklaring van erfrecht volgt dat zij enig erfgename van [erflater 2] is.
6.4.
Geïntimeerden hebben zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
6.5.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de oorspronkelijke, inmiddels overleden, procespartijen in eerste aanleg, [erflater 1] en [erflater 2] , rechtsgeldig zijn opgevolgd door appellanten sub 6, 7 en 8 respectievelijk appellante sub 11.

7.De uitspraak

Het hof:
verstaat dat appellanten sub 6, 7 en 8 de rechtsopvolgers van [erflater 1] zijn en appellante sub 11 de rechtsopvolgster van [erflater 2] ;
verwijst de zaak naar de rol van 23 november 2021 voor memorie van grieven aan de zijde van appellanten.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 oktober 2021.
griffier rolraadsheer