In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding. De appellant, een huurder, was veroordeeld tot ontruiming van zijn woning wegens het veroorzaken van overlast aan omwonenden. De huurder, vertegenwoordigd door mr. M.P. Harten, heeft in hoger beroep verzocht om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen, onder andere omdat hij vanwege zijn hoge leeftijd en bijstandsuitkering niet in staat was om binnen twee weken een andere woning te vinden. Hij voerde aan dat er sinds juni 2021 geen klachten meer waren over zijn gedrag en dat de klachten die eerder waren ingediend niet ernstig genoeg waren om de ontruiming te rechtvaardigen.
De geïntimeerde, Stichting Sint Trudo, vertegenwoordigd door mr. F.P.G.F. de Moel MSc., betwistte de claims van de huurder en stelde dat er nog steeds sprake was van ernstige overlast. Het hof oordeelde dat de huurder niet voldoende nieuwe feiten had aangedragen die de schorsing van de tenuitvoerlegging konden rechtvaardigen. Het hof benadrukte dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg de uitvoerbaarheid bij voorraad had gemotiveerd en dat de huurder geen nieuwe omstandigheden had aangevoerd die niet al in de eerdere procedure waren besproken. De vordering tot schorsing werd dan ook afgewezen.
De zaak is gepland voor een mondelinge behandeling op 1 februari 2022, waarbij de beslissing over de proceskosten in het incident wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Het hof heeft de beslissing in het incident afgewezen en houdt verdere beslissingen aan.