In deze zaak gaat het om een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis, waarbij de huurder, [appellant], is veroordeeld tot ontruiming van zijn woning door de kantonrechter. De huurder, die sinds 1993 een woning huurt van Stichting Thuisvester, heeft een huurachterstand opgebouwd en was tijdelijk in het buitenland vanwege de coronacrisis. De kantonrechter heeft op 11 augustus 2021 de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot ontruiming en betaling van achterstallige huur. De huurder heeft hoger beroep ingesteld en verzoekt in het incident om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis. Het hof overweegt dat de belangenafweging in het voordeel van de verhuurder uitvalt, omdat deze een veroordeling tot ontruiming heeft verkregen na een volledig onderzoek in eerste aanleg. De huurder stelt dat hij in een noodsituatie komt te verkeren, maar het hof oordeelt dat dit op zichzelf niet voldoende is om de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen. De huurder heeft niet aangetoond dat er geen vervangende woonruimte beschikbaar is. Het hof wijst de incidentele vordering van de huurder af en houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak staat op de rol voor memorie van antwoord op 21 december 2021.