ECLI:NL:GHSHE:2022:1079

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
200.286.912_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsingsincident wegens overlijden van een vennoot van de vennootschap onder firma

In deze zaak gaat het om een schorsingsincident dat is ingeleid door de vennootschap onder firma Knowledge in Store (KiS c.s.) naar aanleiding van het overlijden van een van de vennoten, [geïntimeerde 5], op 12 december 2021. Het hof heeft te oordelen over de vraag of de procedure geschorst kan worden op basis van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellant, [appellant], heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat hij heeft gedwaald en dat overeenkomsten terecht buitengerechtelijk zijn vernietigd. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, terwijl FFC c.s. in reconventie een vordering hebben ingesteld die gedeeltelijk is toegewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat de vof op de datum van overlijden van [geïntimeerde 5] is ontbonden, maar dat de onderneming is voortgezet door [geïntimeerde 6]. De akte ex artikel 225 Rv, die door KiS c.s. is ingediend, strekt tot schorsing van de procedure, maar het hof oordeelt dat de akte niet voldoet aan de vereisten voor een geldige schorsing. De personalia van de erfgenamen zijn niet opgenomen, waardoor de schorsing niet geldig is. Het hof wijst de vordering van KiS c.s. af en houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

De zaak wordt verwezen naar de rol voor opgave van verhinderdata van partijen voor een mondelinge behandeling in de periode juni tot en met november 2022. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.286.912/01
arrest van 5 april 2022
gewezen in het incident ex artikel 225 Rv in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
verweerder in het incident,
hierna aan te duiden als: [appellant] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen

1.FFC Franchise B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
FFC Vastgoed B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
FFC Exploitatie B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden sub 1 t/m 3 in principaal hoger beroep in de hoofdzaak,
appellanten in incidenteel hoger beroep in de hoofdzaak,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: FFC c.s.,
advocaat mr. A.E. van Zoest te Amsterdam,

4.de vennootschap onder firma Knowledge in Store,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

5.
[geïntimeerde 5] ,vennoot van geïntimeerde sub 4,
wonende te [woonplaats] ,
6.
[geïntimeerde 6] ,vennoot van geïntimeerde sub 4,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden sub 4 t/m 6 in principaal hoger beroep in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
hierna afzonderlijk aan te duiden als: de vof, [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6] en gezamenlijk aan te duiden als: KiS c.s.,
advocaat: mr. R.J. van Velzen te Heiloo,
op het bij exploot van dagvaarding van 20 augustus 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 20 mei 2020 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie tevens verweerder in reconventie, FFC c.s. als gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie en KiS c.s. als gedaagden in conventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/359643 / HA ZA 19-384)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het daaraan voorafgaande vonnis in het incident van 9 oktober 2019.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de akte houdende wijziging van eis met één productie van [appellant] ;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grieven in incidenteel appel met producties van FFC c.s.;
  • de memorie van antwoord met producties van KiS c.s.;
  • de incidentele memorie van antwoord met producties van [appellant] ;
  • de akte ex artikel 225 Rv met producties van KiS c.s.;
  • de antwoordakte ex artikel 225 Rv van [appellant] .
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest in het incident.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. a) In eerste aanleg heeft [appellant] in conventie kort gezegd ten aanzien van FFC c.s. de verklaring voor recht gevorderd dat hij heeft gedwaald en overeenkomsten terecht buitengerechtelijk zijn vernietigd alsmede de hoofdelijke veroordeling gevorderd van FFC c.s. en KiS c.s. tot betaling van schadevergoeding en buitengerechtelijke (incasso)kosten.
De rechtbank heeft de vordering van [appellant] afgewezen. FFC c.s. hebben in reconventie een vordering ingesteld, die gedeeltelijk is toegewezen.
b) De vof is per 12 december 2021 op grond van het bepaalde in artikel 7A:1683, aanhef en 4°, BW ontbonden door het overlijden op die datum van [geïntimeerde 5] .
c) Volgens het door KiS c.s. overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is de onderneming op 12 december 2021 voortgezet door [geïntimeerde 6] .
3.2.
De akte ex artikel 225 Rv strekt tot schorsing van de procedure op grond van artikel 225 Rv in verband met het overlijden van [geïntimeerde 5] op 12 december 2021 en, als gevolg van dit overlijden, de beëindiging van de vof per dezelfde datum, waarna de onderneming is voortgezet door [geïntimeerde 6] .
3.3.
[appellant] voert gemotiveerd verweer tegen het schorsingsverzoek.
3.4.
Bij de beoordeling stelt het hof het volgende voorop. Na het overlijden van een partij kan de procedure op grond van het bepaalde in artikel 225 Rv worden geschorst. Bevoegd tot schorsing is uitsluitend (de opvolger van) de partij aan wier zijde de schorsingsoorzaak zich voordoet. Dit betekent dat voor een geldige schorsing in geval van overlijden van een procespartij vereist is dat de aanzegging tot schorsing de personalia vermeldt van de belanghebbenden die tot schorsing overgaan (in dit geval de erfgenamen van [geïntimeerde 5] ), de schorsingsgrond, het rechtsfeit dat hen tot belanghebbenden maakt (erfgenaamschap) en de aanzegging dat men schorst. Het hof constateert dat deze gegevens niet in de akte van KiS c.s. zijn opgenomen. Dat betekent dat de schorsing niet geldig is gedaan en dat het geding niet is geschorst wegens het overlijden van [geïntimeerde 5] .
3.5.
Voor zover schorsing is verzocht om reden dat de vof is ontbonden, geldt dat ook deze vordering wordt afgewezen. De vof moet immers nog worden vereffend en blijft bestaan als vof in liquidatie.
3.6.
De vordering van KiS c.s. zal worden afgewezen. De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.7.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor opgave verhinderdata partijen ten behoeve van een mondelinge behandeling na memorie van antwoord in de periode juni t/m november 2022 en overleggen procesdossier in viervoud door appellant. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering van KiS c.s. af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 19 april 2022 voor opgave verhinderdata partijen ten behoeve van een mondelinge behandeling na memorie van antwoord in de periode juni t/m november 2022 en overleggen procesdossier in viervoud door appellant, ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 april 2022.
griffier rolraadsheer