Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (nummer 7953335 CV EXPL 19-5354)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling van 23 februari 2022 waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
- de brief van 30 december 2021 van mr. Geerts, met daarbij producties 18-19, die bij akte tijdens de mondelinge behandeling in het geding zijn gebracht;
- de brief van 10 februari 2022 van mr. Sanders, met daarbij productie 12, die bij akte tijdens de mondelinge behandeling in het geding is gebracht.
3.De beoordeling
“Er zijn nog wel veel posten die nog aangepast moeten worden”. [persoon A] heeft vervolgens in zijn e-mailbericht van 23 juni 2018 aan [geïntimeerde] laten weten dat
“de omzet kant”niet klopt en hij dat weekend nog de omzet en de deelnemingen zal aanleveren.
afgesproken om een afspraak in te plannen om de concept jaarrekening te bespreken.”
- betaling van schadevergoeding van € 1.800,- omdat The Job-Provider de jaarrekening over 2016 opnieuw heeft moeten laten opstellen;
- betaling van schadevergoeding van € 1.800,- omdat The Job-Provider de jaarrekening over 2017 opnieuw heeft moeten laten opstellen;
- betaling van schadevergoeding van € 1.151,75,- voor dubbel in rekening gebrachte kosten ten aanzien van door [geïntimeerde] in 2012 verrichtte werkzaamheden;
- betaling van schadevergoeding van € 1.146,24,- voor dubbel in rekening gebrachte kosten ten aanzien van door [geïntimeerde] in 2013 verrichtte werkzaamheden
een week” in deze omstandigheden onvoldoende nauwkeurig, maar ook blijkt uit dit e-mailbericht niet dat [geïntimeerde] heeft begrepen, laat staan dat zij heeft aanvaard, dat er volgens The Job-Provider een fatale termijn van 26 juni 2018 was, voor welke datum zij de jaarrekening 2017 gereed moest hebben.
nog te factureren werk” volgens The Job-Provider door [geïntimeerde] zou zijn bedacht, blijkt uit het door [geïntimeerde] overgelegde e-mailbericht (productie 11 bij memorie van antwoord) dat The Job-Provider zelf deze post opgenomen wenste te zien hetgeen desgevraagd ter zitting door [persoon A] is bevestigd. Dat hier sprake is van een tekortkoming is dan ook niet gebleken. Met betrekking tot de derde gestelde tekortkoming is het hof van oordeel dat uit de WhatsApp-gesprekken over de BTW aangifte (productie 10 bij memorie van antwoord) en de emailcorrespondentie tussen partijen (rov. 3.1.4. t/m 3.1.7.) blijkt dat [geïntimeerde] niet over alle bonnetjes beschikte, zodat ook de derde gestelde tekortkoming niet is komen vast te staan. Voor zover de kosten onjuist zouden zijn opgenomen in de concept jaarrekening van 28 juni 2017 is dit niet aan [geïntimeerde] toe te rekenen. Hetgeen door The Job-Provider ter bewijs is aangeboden kan niet leiden tot een andere beslissing, omdat ook wanneer [geïntimeerde] wel zou zijn tekortgeschoten in het berekenen van de kosten The Job-Provider [geïntimeerde] in gebreke had moeten stellen alvorens [geïntimeerde] in verzuim zou komen te verkeren. Naar aanleiding van de conceptjaarrekening van 28 juni 2017 is [geïntimeerde] echter nooit door The Job-Provider in gebreke gesteld.