Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 12 oktober 2021;
- een brief van [de werknemer] met de complete productie 5, ingekomen ter griffie op 26 oktober 2021;
- het verweerschrift met productie 54 (het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 juli 2021), ingekomen ter griffie op 11 januari 2022;
- [de werkgever] , vertegenwoordigd door de heer [CEO 1] (CEO) en mevrouw [HR manager] (HR Manager), bijgestaan door mr. Kamerbeek en zijn kantoorgenoot mr. M.P.C. de Kramer;
- dhr. [CEO 1] is bijgestaan door de beëdigd tolk, mevrouw J.M. Wesenbeek, tolkennummer 741;
- als toehoorders waren tevens aanwezig: mevrouw [echtgenote] (echtgenote van [de werknemer] ) en de heer [bestuursvoorzitter] (bestuursvoorzitter van [de werkgever] );
3.De beoordeling
‘However, as discussed, there is room for improvement, especially in the quality of the reporting: i) the ability for you as well as the rest of the management team to be able to extract from the reports/budget an immediate “helicopter view” of [de werkgever] ’s financial performance; (…) iii) less detailed and more condensed summary of Balance Sheet, [naam] and Cash Flow; (…)’In de email van 10 mei 2019 staat onder meer (citaat)
‘WHEN YOU ARE ASKED TO MAKE FINANCIAL PRESENTATION, YOUR JOB IS TO DO IT AS IF YOU WERE AN OUTSIDER, A PHOTOGRAPHER WHO IS TAKING A PICTURE OF A GIVEN SCENARIO AND NOT AS A MEMBER OF THE MANAGEMENT TEAM.’en de email eindigt met (citaat):
‘Hope you understand that I am doing it to allow you to be enormously successful in your job. This is a big handicap you are having which I detected already in your first three months on the job. We spoke about it and agreed that we had more urgent things to accomplish (which you did and did well). Now it’s time for you to fix this.’
‘First of all I appreciate your feedback. (…) Regarding forest -from-the-trees I obviously recognize this and I do admit (…) am more than happy to follow your suggestion to engage with someone who can help me out to improve in this respect (…)’Ook in de Performance Evaluation d.d. 24 september 2019, van [CEO 1] gericht aan [de werknemer] (productie 6 aan de zijde van [de werkgever] ), worden deze twee verbeterpunten ‘1. Distinguishing forest from trees’ en ‘2. Scope of role’ nader aan [de werknemer] toegelicht.
‘Find the right balance between overview and detail’.
mocht in de gegeven omstandigheden ook een ontbindingsprocedure starten, nu de wetgever uitdrukkelijk heeft voorzien in de mogelijkheid dat de aanwezigheid (in meer of mindere mate) van aangevoerde omstandigheden/gronden door de rechter kan worden getoetst, en ook overigens sprake is (geweest) van een door [de werkgever] zakelijk voorgelegd verzoek tot beoordeling.
Het hof komt aldus niet toe aan de g-grond. De standpunten van partijen over en weer over de vraag of de kantonrechter de i-grond nu wel of niet kon invullen met de g-grond, laat het hof dan ook in het midden. De conclusie is immers dat de ontbinding op de i-grond terecht is geweest.
rekenkundiggerelateerd aan de behaalde winst (boven een vooraf bepaald bedrag van USD 12,653 miljoen als aan alle MT leden bekend gemaakt). Doordat niet te kwantificeren was dat álle winst daadwerkelijk en uitsluitend was toe te rekenen aan Covid, bleef er een substantieel deel van de winst over voor de inzet van het MT. [de werkgever] heeft onvoldoende onderbouwd waarom de discretionaire bevoegdheid ook onder deze omstandigheden/in dit geval kon worden toegepast. Niet is gebleken dat de tijdens de procedure door [de werkgever] uitgevoerde rekenkundige normalisatie van de bonus - waarbij het basisbedrag aan winst 2019 voor de berekening van een mogelijke EBIT-bonus werd verhoogd vanwege diverse correcties op het aanvankelijk bekend gemaakte bedrag, terwijl van de winst 2020 alles boven de prognose werd afgeroomd en verder naar beneden werd gecorrigeerd (zie de ongenummerde pagina’s 4 en 5 van de spreekaantekeningen van de raadsman van [de werkgever] in eerste aanleg) - van tevoren of in de loop van 2020 (al) aan de betrokken werknemers (MT) is medegedeeld. Daarbij is het hof van oordeel dat het karakter van een voorziening als de EBIT-bonus (puur winstgerelateerd; voor het hele team), de manier waarop die berekend wordt én de maximering waarmee onverwachte winstpieken werden opgevangen, meebrengen dat de discretionaire bevoegdheid van de RvC niet onbegrensd is. In dit geval had de RvC, gegeven hetgeen hierboven is komen vast te staan, derhalve naar het oordeel van het hof niet - vergelijk artikel 7:611 BW - in redelijkheid tot het achterwege laten van de totale EBIT-bonus kunnen besluiten op 16 maart 2021. Dit klemt temeer nu zij vervolgens wel aan alle MT leden met uitzondering van alleen [de werknemer] , en zelfs aan degenen die lopende 2020 in dienst zijn getreden, “
individuele bonussen”, zij het voor lagere bedragen dan het volgens het hof (waarover nog hierna) aan [de werknemer] toekomende bedrag aan bonus, heeft uitgekeerd. Het feit dat [de werknemer] slechts relatief kort in dienst was leidt niet tot een ander oordeel, temeer niet nu over de aan 2020 voorgaande jaren (2018 en 2019) [de werkgever] aan [de werknemer] een individuele bonus heeft uitgekeerd en de EBIT-bonus winstgerelateerd is en niet gekoppeld is aan individuele prestaties.
€ 209.112,19 bruto- zijn bruto jaarsalaris – toewijzen, vermeerderd met de aangegeven rente.
€ 20.911,22 bruto. Het hof zal deze wettelijke verhoging toekennen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden.
over2020 betreft en de verschuldigdheid pas is ontstaan
in2021. [de werkgever] verwijst naar artikel 3 lid 1 aanhef en sub c van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (hierna: Besluit), waarin staat dat het loon wordt vermeerderd met de overeengekomen variabele looncomponenten verschuldigd in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt (gedeeld door 36). Omdat het gaat om de variabele beloning verschuldigd
inde drie voorgaande kalenderjaren en niet
overdie jaren, is [de werkgever] van mening dat bij een einddatum in 2021 de variabele beloning zoals betaald
in2018, 2019 en 2020 bepalend is. [de werkgever] verwijst naar ECLI:NL:RBMNE:2019:3228 (r.o. 4.19 en 4.120) en het artikel van mrs. Cuppen en Bijloo ‘De componenten van de transitievergoeding’ in ArbeidsRecht 2021/14, pagina 23. Volgens [de werkgever] is de transitievergoeding zoals reeds betaald, daarmee definitief. Voor een verhoging met 50% zoals door [de werknemer] bepleit bestaat geen aanleiding, aldus [de werkgever] .
Daarom is – in aansluiting op de bestaande praktijk – ervoor gekozen te bezien hoeveel de werknemer in de daaraan voorafgaande drie kalenderjaren aan dergelijke componenten heeft ontvangen en het gemiddelde hiervan mee te laten tellen voor de berekening van de hoogte van de transitie vergoeding,”
Welke bonus betrek ik bij de berekening van de transitievergoeding?”).
overde jaren voorafgaand aan het jaar van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is opgebouwd aan variabele bonussen. Dat voorkomt dat het toevallige moment van uitbetaling – of een al dan niet langlopende discussie over de omvang van een bonus – een te grote rol verkrijgt. In het thans te beslechten geval zou in theorie de bonus over 2020 in 2021 hebben kunnen zijn uitgekeerd, zelfs ruim voor het ontbindingsmoment per 1 september 2021 (daar was zonder meer de mogelijkheid toe, zie hiervoor) maar volgens de uitleg “uitbetaald in” alsdan toch niet meetellen voor de berekening van de transitievergoeding. Dat lijkt niet in overeenstemming met de strekking van het Besluit op dit punt.
ontvangenbonusuitkeringen, maar zijn er wel drie jaren voorafgaand aan het jaar van beëindiging van de arbeidsovereenkomst
waarovereen bonus verschuldigd is.
€ 40.002,34 (2018) plus € 51.002,98 (2019), alles te delen door 36 (conform artikel 3 lid 1 sub c Besluit), dan gaat het hier om € 8.336,60 per maand. In totaal is derhalve sprake van
€ 38.465,03 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021, als door [de werkgever] als zodanig niet bestreden. Op de relevante hoofdsom strekt in mindering hetgeen [de werkgever] al heeft voldaan naar aanleiding van de uitspraak in eerste aanleg.
4.De beslissing
€ 209.112,19 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bonus vanaf 1 april 2021 tot de dag der voldoening;
€ 20.911,22 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf heden tot de dag der voldoening;
€ 38.465,03 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021 tot de dag der voldoening, waarbij op genoemde hoofdsom in het kader van verschuldigde rente eerst in mindering strekt hetgeen [de werkgever] al heeft voldaan naar aanleiding van de uitspraak in eerste aanleg;