6.1.1. Op 18 december 2012 heeft [geïntimeerde] de woning met tuin en zwembad, gelegen aan de [adres] te [plaats] verkocht aan [appellanten] . De overdracht vande woning heeft plaatsgevonden op 15 februari 2013.
6.1.2. Op 10 oktober 2016 heeft [appellanten] de hiervoor genoemde woning verkocht aan [persoon A] en [persoon B] (hierna: [[A+B]] ). De overdracht van de woning heeft op 2 december 2016 plaatsgevonden.
6.1.3. In juni 2017 is [appellanten] door [[A+B]] aangesproken in verband met lekkages aan het zwembad van de woning. Hierna heeft er een gerechtelijke procedure tussen hen plaatsgevonden. Bij tussenvonnis van 12 december 2018 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda een deskundige benoemd ter beoordeling van de door [[A+B]] gestelde gebreken aan het zwembad. De deskundige heeft op 2 april 2019 een concept rapportage uitgebracht, waarop [[A+B]] en [appellanten] hebben kunnen reageren, en op 24 april 2019 de definitieve rapportage. In deze rapportage heeft de deskundige, voor zover van belang, de volgende door de rechtbank bij voornoemd tussenvonnis gestelde vragen beantwoord:
“(…)
A) Is er sprake van een constructief probleem aan het zwembad waardoor een lekkage is
ontstaan?JA
Kalkzandstenen zijn niet geschikt voor de wanden van een zwembad. (...) Kalkzandstenen nemen door de zuigende eigenschappen water op en verzadigen.
Door het verzadigen met water is het stucwerk met de hierop verlijmde tegels losgelaten
(onthechting) van de wanden waardoor er breuklijnen in het voegwerk van de tegels ontstaan Gevolg hiervan is dat het chloorhoudende water achter de tegels en in het stucwerk is gelopen wat het onthechtingsproces nog meer versneld.
Ook een speelt een grote rol hierin dat de inbouwdelen niet op de juiste wijze zijn ingezet.
(…)
D) Leidt de wijze waarop het zwembad is gebouwd en betegeld tot lekkages?JA
Vocht trekt in de kalkzandsteen met onthechting in dit geval van de stuclaag als gevolg.
Hierdoor ontstaat er een vochtopeenhoping tussen de kalkzandstenen en het stucwerk waarop de tegels zijn verlijmd. (...)."
6.1.4. Bij vonnis van 22 januari 2020 heeft de rechtbank [appellanten] veroordeeld om aan [[A+B]] een schadevergoeding van € 29.524,73 te betalen. Deze vergoeding heeft [appellanten] kort daarop voldaan. Tegen voornoemd vonnis heeft [appellanten] geen hoger beroep ingesteld, zodat dit vonnis inmiddels onherroepelijk is geworden.
6.1.5. Bij brief van 30 januari 2020 heeft [appellanten] [geïntimeerde] gesommeerd aansprakelijkheid te erkennen en over te gaan tot betaling van het bedrag waartoe hij bij bovengenoemd vonnis is veroordeeld, te weten € 29.524,73.