Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 8342252)
2.Het geding in hoger beroep
- proces-verbaal van de comparitie na aanbrengen van 14 december 2021,
- memorie van grieven met producties,
- memorie van antwoord met producties,
- akte uitlating producties aan de zijde van CSPlus,
- antwoordakte.
3.De beoordeling
klant[handelsnaam] de in dat e-mail bericht genoemde werkzaamheden uit te voeren. Het gaat daarbij onder meer om de opdracht tot het vastleggen van een [domeinnaam] en het koppelen van die domeinnaam aan het e-mailadres van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft betwist dat CSPlus werkzaamheden ten behoeve van haar onderneming heeft verricht, maar die betwisting heeft zij niet gemotiveerd. Bovendien staat vast dat CSPlus Office 365 bij [geïntimeerde] heeft geïnstalleerd. De voor die licenties verschuldigde kosten zijn ook bij [geïntimeerde] in rekening gebracht en door haar betaald. De betwisting van [geïntimeerde] dat CSPlus werkzaamheden voor haar heeft verricht, strookt ook niet met de verklaring van [persoon A] die [geïntimeerde] ter ondersteuning van haar verweer heeft overgelegd. Daarin verklaart [persoon A] dat niet [geïntimeerde] , maar hij opdracht heeft gegeven aan CSPlus voor de ten behoeve van de onderneming van [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden met het doel om de onderneming van [geïntimeerde] als testomgeving voor CSPlus te laten fungeren. Daargelaten de juistheid van de stellingen over de testomgeving, blijkt uit die verklaring dat CSPlus werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de onderneming van [geïntimeerde] .
“(…) De oplossing bekeken en besproken met [geïntimeerde] . Enkele kleine aanpassingen doorgevoerd op verzoek van [geïntimeerde] . Deze bekeken en besproken. (…) [geïntimeerde] wil graag deze button kunnen gaan gebruiken. (…). De inhoud van deze rapporten verdraagt zich niet met het verweer van [geïntimeerde] dat erop neerkomt dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd, althans niet in opdracht van haar, maar van [persoon A] , omdat hij de onderneming van [geïntimeerde] als testomgeving wilde laten fungeren, dat zij zelf nergens bij was betrokken en dat zij ook geen voordeel heeft gehad van de werkzaamheden. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat zij de bezoekrapporten niet heeft ondertekend, maar dat wil niet zeggen dat daarmee de inhoud van die rapporten onjuist is of dat daaraan geen betekenis toekomt. Bovendien staat in de aan (de onderneming van) [geïntimeerde] gerichte aanbiedingsbrief bij elk van die rapporten:
‘’Wij verzoeken u dit verslag aandachtig door te nemen. Wanneer naar uw mening aanvulling of correctie van de inhoud noodzakelijk is, geeft u uw opmerking dan zo snel mogelijk aan ons door. Wanneer wij binnen twee weken na dagtekening geen bericht van u hebben ontvangen, gaan wij ervan uit dat de inhoud van het bezoekrapport door u akkoord is bevonden.”[geïntimeerde] heeft niet gesteld - en dat is ook niet gebleken - dat zij binnen die termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de inhoud van die rapporten, hetgeen voor de hand had gelegen als zij nergens bij betrokken zou zijn en van mening was dat zij voor de werkzaamheden geen opdracht had gegeven en/of geen kosten daarvoor was verschuldigd. Verder voert [geïntimeerde] nog aan dat meer werkzaamheden zijn gefactureerd dan op de bezoekrapporten zijn vermeld, maar dat verweer heeft zij niet van een concrete onderbouwing voorzien zodat het hof het verwerpt.