ECLI:NL:GHSHE:2022:3765

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
200.298.036_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep CSPlus B.V. tegen [geïntimeerde] inzake betaling van ICT werkzaamheden en incasso

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van CSPlus B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 januari 2021. CSPlus, een dienstverlener op het gebied van ICT, heeft [geïntimeerde] aangesproken voor betaling van facturen voor geleverde diensten. De kantonrechter heeft de vorderingen van CSPlus afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat [geïntimeerde] opdracht had gegeven voor de werkzaamheden. CSPlus heeft in hoger beroep drie grieven ingediend en vordert vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vorderingen.

Het hof heeft vastgesteld dat CSPlus werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de onderneming van [geïntimeerde]. De werkzaamheden zijn uitgevoerd op basis van een opdracht die door de echtgenoot van [geïntimeerde], [persoon A], is gegeven. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] ongerechtvaardigd is verrijkt door de werkzaamheden van CSPlus, en dat zij gehouden is tot betaling van de facturen. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van CSPlus toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten. Tevens wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.298.036
arrest van 1 november 2022
in de zaak van
CSPlus B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: CSPlus,
advocaat: mr. N.H.A. Kampschreur te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.P.C. Houben te Weert.
op het hoger beroep van het door de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats
Roermond, gewezen vonnis van 20 januari 2021 tussen appellante als eisende partij en
geïntimeerde als gedaagde partij.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 8342252)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het tussenarrest van dit hof van 21 september 2021.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • proces-verbaal van de comparitie na aanbrengen van 14 december 2021,
  • memorie van grieven met producties,
  • memorie van antwoord met producties,
  • akte uitlating producties aan de zijde van CSPlus,
  • antwoordakte.
2.2
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op
bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De vaststaande feiten
3.1
CSPlus is een dienstverlener op het gebied van ICT-gerelateerde onderwerpen.
3.2
[geïntimeerde] drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, genaamd [handelsnaam] Die onderneming verricht brede administratieve werkzaamheden en aanverwante ondersteuning aan bedrijven en particulieren, vooral ouderen. [geïntimeerde] is daarbij werkzaam als persoonlijk assistent en organisatiehulp.
3.3
De echtgenoot van [geïntimeerde] , [persoon A] (hierna: [persoon A] ), is in 2008 toegetreden tot CSPlus of een aanverwante onderneming. Hij is tot 28 januari 2019 (mede)bestuurder geweest van CSPlus. [persoon A] is op 30 november 2018 geschorst als
bestuurder en per 28 januari 2019 ontslagen.
3.4
Op l3 juni 2016 heeft [persoon A] een interne e-mail gestuurd aan drie
medewerkers van CSPlus met de volgende inhoud:
" [persoon B] ,
Graag het volgende
[handelsnaam]
[adres]
[postcode] [plaats]
[e-mailadres 1]
[telefoonnummer]
[domeinnaam] vastleggen via pronation en laten koppelen aan de gebruiker [geïntimeerde] op
onze server aub met dat mail adres en alle overige mail van dat domein overigens dan ook.
Offerte office 365 voor 1 user aan mij aub (klant [handelsnaam] )
Op onze server een lege maar werkende administratie met synergy omgeving laten aan
maken voor fin factuur met syn, fase manager en wordmerge tool in licentie cloud.
Uren schrijven op [handelsnaam] .
@ [naam]
Facturatie nog even niet doorzetten [naam] "
3.5
CSPlus heeft een consultbevestiging opgemaakt voor drie bezoeken aan
[handelsnaam] van in totaal 14 uren, op of omstreeks 23 januari 2017.
3.6
CSPlus heeft bezoekrapporten opgemaakt betreffende werkzaamheden voor
[handelsnaam] op 23 januari 2017, 26 februari 2018, 28 februari 2018, 7 maart 2018, 8 maart
2018, 5 april 2018 en 6 april 2018.
3.7
Op 23 december 2019 heeft CSPlus een factuur d.d. 23 december 2019 aan [geïntimeerde] gestuurd voor werkzaamheden voor [handelsnaam] in 2017 en 2018, voor een
bedrag van € 10.829,50.
3.8
[geïntimeerde] heeft het openstaande bedrag onbetaald gelaten.
3.9
Op 18 juni 2018 heeft Corporate Trailer aan [geïntimeerde] een opdrachtbevestiging gestuurd voor de ontwikkeling en productie van een promoclip voor [handelsnaam] voor een bedrag van € 6.000,-. Op 28 juni 2018 heeft [handelsnaam] een factuur ad € 3.630,- met nummer 18.069 ontvangen van Corporate Trailer betreffende voorschotnota PromoTrailer.
3.1
Op 30 juli 2018 heeft [geïntimeerde] aan [persoon A] op het emailadres
[e-mailadres 2] de volgende e-mail geschreven, met voormelde factuur als bijlage:
‘Kun jij deze voldoen?’
[persoon A] schrijft op 6 augustus 2018 terug:
‘gedaan’
3.11
Cloud Solutions + B.V. (hierna: Cloud Solutions +), aandeelhouder van CSPlus, heeft de factuur van 28 juni 2018 aan Corporate Trailer betaald op 6 augustus 2018. Cloud Solutions + heeft haar (regres)vordering op [geïntimeerde] aan CSPlus gecedeerd.
Eerste aanleg
4.1
CSPlus heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 10.829,50 en € 3.630,-. CSPlus heeft gesteld dat zij voor dat bedrag werkzaamheden heeft verricht in opdracht van [geïntimeerde] . Voor zover die opdracht niet zou komen vast te staan heeft CSPlus gesteld dat [geïntimeerde] ongerechtvaardigd is verrijkt. Naast betaling van de hoofdsom heeft CSPlus betaling gevorderd van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
4.2
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen omdat naar zijn oordeel niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] CSPlus opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden. Ook is [geïntimeerde] volgens de kantonrechter door de werkzaamheden niet ongerechtvaardigd verrijkt.
Hoger beroep
4.3
CSPlus vordert, onder aanvoering van drie (abusievelijk is in de memorie van grieven de derde grief aangeduid als grief 4) grieven, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van CSPlus alsnog zal toewijzen, [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling van alles wat CSPlus ter uitvoering van het bestreden vonnis aan haar heeft betaald (alles vermeerderd met rente) en [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
Factuur met [factuurnummer]
4.4
CSPlus baseert haar vordering tot betaling van deze factuur, onder verwijzing naar de in 3.4 tot en met 3.6 genoemde producties en een aantal schriftelijke (getuigen)verklaringen van (voormalige) werknemers van CSPlus, primair op een overeenkomst van opdracht tussen haar en [geïntimeerde] . Subsidiair baseert CSPlus haar vordering op ongerechtvaardigde verrijking van [geïntimeerde] op grond waarvan [geïntimeerde] is gehouden de daardoor geleden schade aan CSPlus te vergoeden. CSPlus begroot die schade kort gezegd op het factuurbedrag. [geïntimeerde] betwist dat zij CSPlus opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden en betwist ook dat er werkzaamheden ten behoeve van haar onderneming zijn verricht door (werknemers van) CSPlus. Zij stelt zich op het standpunt dat zij - uitsluitend op verzoek van haar echtgenoot [persoon A] - haar onderneming aan CSPlus ter beschikking heeft gesteld om CSPlus de gelegenheid te bieden haar medewerkers op te leiden en vooral de soft skills in het klantcontact te verbeteren. Daarvoor verwijst zij naar de verklaring van [persoon A] van 17 april 2020 (productie 1 bij conclusie van antwoord).
[geïntimeerde] is gehouden tot betaling
4.5.1
In het (interne) e-mail bericht van [persoon A] aan drie medewerkers van CSPlus (zie 3.4) geeft hij opdracht om ten behoeve van de
klant[handelsnaam] de in dat e-mail bericht genoemde werkzaamheden uit te voeren. Het gaat daarbij onder meer om de opdracht tot het vastleggen van een [domeinnaam] en het koppelen van die domeinnaam aan het e-mailadres van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft betwist dat CSPlus werkzaamheden ten behoeve van haar onderneming heeft verricht, maar die betwisting heeft zij niet gemotiveerd. Bovendien staat vast dat CSPlus Office 365 bij [geïntimeerde] heeft geïnstalleerd. De voor die licenties verschuldigde kosten zijn ook bij [geïntimeerde] in rekening gebracht en door haar betaald. De betwisting van [geïntimeerde] dat CSPlus werkzaamheden voor haar heeft verricht, strookt ook niet met de verklaring van [persoon A] die [geïntimeerde] ter ondersteuning van haar verweer heeft overgelegd. Daarin verklaart [persoon A] dat niet [geïntimeerde] , maar hij opdracht heeft gegeven aan CSPlus voor de ten behoeve van de onderneming van [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden met het doel om de onderneming van [geïntimeerde] als testomgeving voor CSPlus te laten fungeren. Daargelaten de juistheid van de stellingen over de testomgeving, blijkt uit die verklaring dat CSPlus werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de onderneming van [geïntimeerde] .
4.5.2
Dat blijkt ook uit de bezoekrapporten die CSPlus heeft overgelegd (zie 3.6). Daaruit volgt dat werknemers van CSPlus op 23 januari 2017, 26 februari 2018, 28 februari 2018, 7 maart 2018, 8 maart 2018, 5 april 2018 en 6 april 2018 bij [geïntimeerde] werkzaamheden hebben verricht in opdracht van en in overleg met haar zoals in die rapporten staat beschreven. Zo is in het rapport van 6 april 2018 onder meer te lezen:
“(…) De oplossing bekeken en besproken met [geïntimeerde] . Enkele kleine aanpassingen doorgevoerd op verzoek van [geïntimeerde] . Deze bekeken en besproken. (…) [geïntimeerde] wil graag deze button kunnen gaan gebruiken. (…). De inhoud van deze rapporten verdraagt zich niet met het verweer van [geïntimeerde] dat erop neerkomt dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd, althans niet in opdracht van haar, maar van [persoon A] , omdat hij de onderneming van [geïntimeerde] als testomgeving wilde laten fungeren, dat zij zelf nergens bij was betrokken en dat zij ook geen voordeel heeft gehad van de werkzaamheden. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat zij de bezoekrapporten niet heeft ondertekend, maar dat wil niet zeggen dat daarmee de inhoud van die rapporten onjuist is of dat daaraan geen betekenis toekomt. Bovendien staat in de aan (de onderneming van) [geïntimeerde] gerichte aanbiedingsbrief bij elk van die rapporten:
‘’Wij verzoeken u dit verslag aandachtig door te nemen. Wanneer naar uw mening aanvulling of correctie van de inhoud noodzakelijk is, geeft u uw opmerking dan zo snel mogelijk aan ons door. Wanneer wij binnen twee weken na dagtekening geen bericht van u hebben ontvangen, gaan wij ervan uit dat de inhoud van het bezoekrapport door u akkoord is bevonden.”[geïntimeerde] heeft niet gesteld - en dat is ook niet gebleken - dat zij binnen die termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de inhoud van die rapporten, hetgeen voor de hand had gelegen als zij nergens bij betrokken zou zijn en van mening was dat zij voor de werkzaamheden geen opdracht had gegeven en/of geen kosten daarvoor was verschuldigd. Verder voert [geïntimeerde] nog aan dat meer werkzaamheden zijn gefactureerd dan op de bezoekrapporten zijn vermeld, maar dat verweer heeft zij niet van een concrete onderbouwing voorzien zodat het hof het verwerpt.
4.5.3
Daarbij overweegt het hof nog dat de verklaring van [persoon A] waarop [geïntimeerde] haar verweer baseert, met de nodige terughoudendheid moet worden beschouwd omdat hij - nog daargelaten dat hij met [geïntimeerde] is gehuwd - met CSPlus na zijn ontslag in conflict is gekomen en inmiddels in verschillende (gerechtelijke) procedures met CSPlus is verwikkeld.
Conclusie ten aanzien van de factuur
4.6
De werkzaamheden waarvan CSPlus betaling vordert zijn in opdracht van [geïntimeerde] uitgevoerd en, voor zover al aangenomen moet worden dat daaraan geen opdracht van [geïntimeerde] ten grondslag ligt, heeft [geïntimeerde] van die werkzaamheden profijt gehad ten koste van CSPlus. Anders dan de kantonrechter oordeelt het hof dat de grondslag voor de vordering tot betaling van de factuur aannemelijk is geworden en dat hetgeen [geïntimeerde] als verweer daartegen inbrengt onvoldoende is om tot een ander oordeel te leiden. Aan nadere bewijslevering komt het hof dan ook niet toe.
Promotiefilm: [geïntimeerde] is gehouden tot betaling
4.7.1
Vast staat dat [geïntimeerde] opdracht heeft gegeven aan Corporate Trailer om een promotiefilm te maken voor haar onderneming en dat zij daarom aan Corporate Trailer het overeengekomen bedrag was verschuldigd. [geïntimeerde] heeft de opdracht, die blijkt uit de opdrachtbevestiging van 18 juni 2018, erkend. Zij voert echter aan dat zij niet de volledige kosten ervan is verschuldigd, omdat zij met [persoon A] heeft afgesproken dat hij een deel van de kosten zou voldoen. Dat is ook zo gebeurd, alleen heeft [persoon A] die betaling via Cloud Solutions +, aandeelhouder van CSPlus, voldaan. Cloud Solutions + was niet de opdrachtgever van Corporate Trailer, was van de tussen [persoon A] en [geïntimeerde] gemaakte betalingsafspraak niet op de hoogte en staat daar buiten. Dat betekent dat Cloud Solutions + onverplicht een betaling heeft gedaan aan Corporate Trailer, de opdrachtnemer van [geïntimeerde] . Om die reden heeft Cloud Solutions + een (regres)vordering op [geïntimeerde] tot het door haar betaalde bedrag van € 3.630,-. Die vordering, die Cloud Solutions + aan CSPlus heeft gecedeerd, is dan ook toewijsbaar.
4.7.2
Het verweer van [geïntimeerde] dat CSPlus dan wel Cloud Solutions + deze kosten voor haar rekening zou nemen als tegenprestatie voor het feit dat de onderneming van [geïntimeerde] als testomgeving zou fungeren, verwerpt het hof met verwijzing naar wat daarover in 4.5.2 en 4.5.3 is overwogen. Dat geldt te meer omdat het hierbij gaat om een promotievideo ten behoeve van uitsluitend de onderneming van [geïntimeerde] , gemaakt door een derde, Corporate Trailer, die niets van doen heeft met CSPlus en met welk project CSPlus ook geen enkele bemoeienis heeft gehad.
Slotsom
4.8
De grieven tegen het vonnis van de kantonrechter slagen zodat dat vonnis niet in stand kan blijven. Het hof zal het vonnis vernietigen en alsnog de vorderingen van CSPlus toewijzen met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten omdat CSPlus niet heeft aangetoond dat zij meer kosten heeft gemaakt dan die waarvoor de gebruikelijke proceskostenveroordeling een vergoeding inhoudt. Ook de vordering tot terugbetaling van hetgeen CSPlus op grond van het vonnis van de kantonrechter al aan [geïntimeerde] heeft betaald, zal het hof toewijzen.
4.9
Het hof zal [geïntimeerde] als de partij die ongelijk krijgt veroordelen in de kosten van zowel de procedure bij de kantonrechter als de procedure in hoger beroep.
Het hof begroot die kosten voor de procedure bij de kantonrechter op € 91,46 aan explootkosten, € 499,- aan griffierecht en € 1.440,00 aan salaris gemachtigde en voor de procedure in hoger beroep op € 92,47 aan explootkosten, € 2.106,- aan griffierecht en
€ 2.228,- aan salaris advocaat.
4.1
CSPlus heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten met nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De uitspraak

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 20 januari 2021 en doet opnieuw recht:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan CSPlus tegen kwijting te betalen € 10.829,50 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 17 februari 2020,
veroordeelt [geïntimeerde] om aan CSPlus tegen kwijting te betalen € 3.630,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2020,
veroordeelt [geïntimeerde] om aan CSPlus tegen kwijting te betalen € 1.440,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2021,
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de proceskosten, tot aan het bestreden vonnis voor de eerste aanleg vastgesteld op € 590,46 aan verschotten en € 1.440,- voor salaris gemachtigde en tot aan deze uitspraak voor het hoger beroep vastgesteld op € 2.198,47 aan verschotten en € 2.228,- voor salaris van de advocaat,
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, O.G.H. Milar en A.J. Swelheim en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 november 2022.
griffier rolraadsheer